Interview

Marcel Huijbrechts en Ronald Stoffer

Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 5 min

Actiecentrum reddingsvloot: ‘Beeldvorming was de grootste uitdaging’

Tijdens de wateroverlast in Limburg, had de Nationale Reddingsvloot (NRV) in no-time een actiecentrum operationeel dat 24/7 doordraaide. Onder andere Marcel Huijbrechts en Ronald Stoffer werkten daar als Algemeen Commandant NRV. Wat waren hun belangrijkste uitdagingen? En hoe hielden zij grip op het geheel?

Marcel en Ronald werken beiden als vrijwilliger voor de Nationale Reddingsvloot. In het dagelijks leven is Ronald Hoofdofficier van Dienst en Commissaris van de Politie. Marcel is Hoofdofficier van Dienst en Algemeen Commandant Brandweer. Beiden werden zij opgeroepen tijdens de watercrisis in Limburg.

Voor Ronald begon dat op woensdag 14 juli. “We wisten dat er in Zuid-Limburg opgeschaald was naar GRIP 4 vanwege hoogwater”, vertelt hij. “Dus wij zaten op het puntje van onze stoel. Toch hebben we toen nog geen voorbereidende maatregelen kunnen nemen, omdat de veiligheidsregio verwachtte dat ze onze hulp niet nodig had.”

Wanneer begon de crisis echt?
“Om 1.00 uur ’s nachts. Ik kreeg een telefoontje van onze landelijk coördinator Mark Jansen. Hij vertelde dat het helemaal mis was in Valkenburg en dat we snel moesten schakelen. We hebben meteen alles doorgesproken. Dus: wie gaat ermee? Wie worden de commandanten? En welke pelotons zijn het eerst inzetbaar?

We hebben toen besloten om eerst peloton 5 (Zuid-Nederland) op te roepen. Dat zijn de reddingsgroepen van de veiligheidsregio’s Zeeland, Midden- en west Brabant, Brabant-Noord, Limburg-Noord en Zuid-Limburg. Zij konden het eerste ter plaatse zijn. Maar we kwamen al snel tot de conclusie dat dat niet voldoende zou zijn. Daarom hebben we ook meteen het peloton 3 (Zuid-West Nederland) er achteraan gestuurd. Dat zijn de reddingsgroepen van de veiligheidsregio’s Hollands Midden, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid. Later volgden de pelotons uit de rest van Nederland.”

Tegelijkertijd moest ook het actiecentrum in IJmuiden geactiveerd worden. Hoe verliep dat?
Marcel: “Mark was donderdagochtend als eerste ter plaatse. Hij heeft de eerste acties uitgezet. Om 13.00 uur kwam ik in het actiecentrum aan. Er was toen al veel geregeld. Er waren bijvoorbeeld al contacten in de regio, maar er moest ook nog veel gebeuren.

Eerst vertrokken de pelotons uit Zuid-Nederland en Zuid-West Nederland naar Limburg. Daarna volgde de rest. Foto: Stephen Zwenger

Samen met een collega hebben we de structuur voor het actiecentrum verder opgezet. Dat hebben we gedaan op de manier zoals we dat bij de brandweer gewend zijn. Dus we hebben aparte secties gemaakt voor de operatie, de ondersteuning en de informatievoorziening. Om het uur hadden we overleg. Dat gaf houvast. In die overleggen werden de mensen bijgesproken, waardoor iedereen weer up-en-running was.”

Ronald: “Ik moest overdag nog werken, dus ik kwam ’s avonds in het actiecentrum aan. De chaotische fase was toen voorbij. Alles liep al behoorlijk gestructureerd.”

Wat was de belangrijkste uitdaging op dat moment?
“De beeldvorming. We hadden geen liaison in het ROT, dus we moesten telkens bellen om informatie te krijgen. Dat werkte niet zo goed. We wilden bijvoorbeeld weten: waar zitten de bedreigingen? Wat zijn de ‘what if’-scenario’s? En wat betekent dat voor onze inzet? Op een gegeven moment kregen we hulp van de veiligheidsregio's Noord-Holland Noord en Kennemerland. Zij leverden informatiemanagers en toegang tot LCMS. Dat heeft ons enorm geholpen.”

Jullie kregen ook een bijstandsverzoek uit België. Hoe zijn jullie daarmee omgegaan?
“Dat hebben we in eerste instantie geweigerd. Onze eenheden zijn namelijk niet opgeleid voor een inzet in het buitenland. Vervolgens heeft het LOCC de vraag nogmaals gesteld, omdat de hulpvraag uit België nogmaals kwam. Nederland wilde ons buurland graag helpen en de Nationale Reddingsvloot was de enige Nederlandse instantie die dat kon doen.”

De nood in België was hoog. Daarom heeft de NRV 1 peloton daar naartoe gestuurd om te helpen. Foto: Jari Doorson

Marcel: “De nood in België was hoog. Het zou moeilijk te verkopen zijn geweest als er in België mensen gewond waren geraakt of zouden overlijden en wij niets hadden gedaan om dat te voorkomen. In Limburg was de inzet met de beschikbare eenheden geborgd en veelal gericht op ondersteuning en niet op redding. Daarom hebben we één peloton naar België gestuurd.”

Hoe ging die inzet?
Ronald: “Dat was lastig, want de crisisstructuur is daar anders dan in Nederland. Ook waren de risico’s velen malen groter. Het heeft de OvD’s ter plaatse en ons in het actiecentrum heel wat hoofdbrekens gekost om dat in goede banen te leiden.”

Marcel: “Het peloton liep ook tegen praktische zaken aan. De coördinatie van de hulpverlening in België werkt anders dan in Nederland en het ontbrak er aan overzicht. Vervolgens heeft ons peloton verkenningen uitgevoerd, maar het landschap in België heeft meer reliëf dan in Nederland. Veel hulpverleners waren met hun privéauto naar België gereden. Die auto’s hadden niet altijd voldoende trekvermogen om de trailers met vaartuigen tegen de heuvels op te rijden. Ook waren de stroomsnelheden in de Belgische rivieren groter dan in Nederland. We hebben steeds de risico’s ingeschat en bepaald of een inzet verantwoord zou zijn.”

In België waren de risico's velen malen groter. Foto: Jari Doorson

Ronald: “Het was voor onze hulpverleners lastig om onder deze omstandigheden te moeten werken. In België was er veel meer sprake van een rampgebied. Ik heb veel respect en waardering voor de inzet van dat peloton.”

Marcel: “Uiteindelijk hebben we een bijdrage geleverd. Maar we hebben veel minder kunnen doen dan we vooraf gehoopt hadden. Toch is het goed dat we het hebben gedaan, al is het alleen maar vanwege het gebaar. We hebben daarmee laten zien dat we België graag helpen als dat nodig is.”

Alle andere pelotons waren inmiddels aan het werk in Limburg. Hoe verliep dat?
Ronald: “Goed. We hebben een grote inzet in Zuid-Limburg gehad. Vervolgens verschoof de dreiging naar Limburg-Noord. Toen herhaalde de geschiedenis zich. De veiligheidsregio Limburg-Noord verwachtte dat zij de inzet van de Nationale Reddingsvloot niet nodig hadden. Daarom stonden de pelotons op het punt om naar huis te gaan.

Het werd uiteindelijk toch spannend in Limburg-Noord. In Venlo moest er zelfs een ziekenhuis worden ontruimd. We hebben de keuze voorgelegd aan het ROT. Als we toen weg zouden zijn gegaan en alsnog nodig waren, duurde het weer veel langer voordat we terug waren om hulp te verlenen. Je moet in zulke omstandigheden beslissen op basis van realistische scenario’s.”

Marcel: “Het is moeilijk in te schatten bij een dreiging of het hulpaanbod nodig is. Achteraf was het beter geweest als de reddingseenheden langer in het gebied waren gebleven. Ze konden op dat moment misschien weinig doen, maar het is goed om tijdens zo’n dreiging paraat te staan. Dan ben je snel inzetbaar als dat nodig is.”

Hoe kijken jullie op deze crisis terug?
Ronald: “Met trots. Ik ben trots op de manier waarop de NRV gefunctioneerd heeft. Natuurlijk kwamen we tijdens de crisis voor uitdagingen te staan. Maar toen het echt nodig was, hebben we ons over de verschillen heen gezet. We hebben dit echt met z’n allen gedaan.”

De inzet van de NRV was groot

Marcel: “We zijn uiteindelijk samen uit de chaotische fase gekomen en hebben gezorgd voor structuur. De NRV is een eenheid in oprichting. Met de planvorming die nog in concept was en de kennis van de deelnemers hebben we het actiecentrum weten te draaien.”

Wat zou je een volgende keer anders doen?
“We hebben nog het nodige te leren, bijvoorbeeld over het gebruik van social media. Natuurlijk mogen de eenheden op social media vermelden dat ze ingezet zijn. Maar het is niet de bedoeling dat zij ook operationele informatie gaan geven. Daar hebben we hen wel eens op moeten corrigeren.

Ook de communicatie kan de volgende keer beter. We hebben met de veiligheidsregio’s afgesproken dat we tijdens een inzet gebruik kunnen maken van hun materieel, zoals de portofoons. Er waren veiligheidsregio’s die dat goed geregeld hadden. Die reddingsbrigades konden zelf over de radioapparatuur beschikken.

Er waren ook eenheden die ’s nachts niet bij hun veiligheidsregio terecht konden. Zij zijn zonder portofoons op pad gegaan. We moesten met hen via WhatsApp en mobiele telefoons communiceren. Dat werkte, maar het blijft behelpen. Het was beter geweest als zij een portofoon hadden gehad, zodat we directer met hen konden communiceren.”

Ronald: “En de aansluiting met de veiligheidsregio’s die de bijstand hebben aangevraagd kan beslist beter. De afstemming per telefoon met wisselende teams bij het ROT kwam de coördinatie niet ten goede. Voor sommige zaken moet je elkaar in de ogen kunnen kijken. Verder hebben we gemerkt dat een meerdaagse inzet van het actiecentrum veel vraagt van de organisatie en van onze mensen. Met training in de diverse rollen en uitbreiding van het aantal functionarissen kunnen we het langer en beter volhouden.”

Stel dat een collega in de toekomst voor een vergelijkbare crisis komt te staan. Welk advies zou je hem of haar dan willen geven?
Marcel: “Zorg dat de pelotons bij elkaar blijven. Zo houd je zicht op wie waar is ingezet. Wij hebben aan het begin van de inzet moeten schakelen naar het swarming commandotype, omdat de situatie zich zo snel ontwikkelde dat het lastig was om overzicht te krijgen en prioriteiten te bepalen. Reddingseenheden werden gealarmeerd en ingezet op basis van aankomst. Bijvoorbeeld omdat er door het CoPI werd gevraagd om alleen maar vletten in te zetten, vanwege de diepgang van de vaartuigen. Dat gaf tijdens de inzet veel verwarring en dat zou ik een volgende keer niet meer op deze manier doen.”

Ronald: “Een peloton bestaat uit meerdere bemanningen, omdat je er rekening mee houdt dat niet iedereen beschikbaar is. Er zijn eenheden rechtstreeks naar Limburg gereden. Je moet eigenlijk vanaf het moment van vertrek vanuit de veiligheidsregio precies weten welke eenheden er mee gaan en wie de leidinggevenden zijn. Daar zullen we beter op moeten sturen.”

Dit artikel is een onderdeel van een serie. Lees ook deel 1 waarin de landelijk coördinator van de NRV Mark Jansen vertelt over zijn lessons learned en deel 3 waarin Martin Hoogslag (Officier van Dienst) en Ronald Annaars (Leider Reddingsgroep) hun verhaal vertellen.

10 mei 2022