Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 8 min

Evacuatie Limburg: ‘Er schoten Hollywood-achtige beelden door me heen’

Op 15 juli 2021 om 1.00 uur ’s nachts werden honderden vrijwilligers van de Nationale Reddingsvloot (NRV) uit hun bed gebeld om te helpen bij de wateroverlast in Limburg. In een serie artikelen blik ik samen met de NRV terug op hun inzet. Deze keer het verhaal van Martin Hoogslag (Officier van Dienst) en Ronald Annaars (Leider Reddingsgroep).

“We zagen het hoogwater in Limburg al een beetje aankomen”, vertelt Martin. “We hadden de beelden uit België en Duitsland gezien en daar hadden we al contact over gehad in onze app-groepen. Dus ik was niet verbaasd toen ik opgepiept werd. Ik heb direct de anderen uit bed gebeld en we hebben afgesproken om binnen een uur te verzamelen bij brandweerkazerne Oosterheem in Zoetermeer. Dit is voor onze reddingsgroep de opkomstlocatie bij een alarmering.

Martin Hoogslag: 'Ik heb direct de anderen uit hun bed gebeld en afgesproken om binnen een uur te verzamelen'

Mijn eerste taak was om de reddingsgroep van de veiligheidsregio Haaglanden op weg te helpen. Vanuit de veiligheidsregio werden er spullen uitgedeeld, zoals C2000-apparatuur en zelftesten. We hebben alles gecheckt en om 2.30 uur zijn de eenheden naar Limburg vertrokken. Ik ben toen naar het actiecentrum in IJmuiden gereden, omdat dat nog aan het opstarten en onderbemand was. Ik heb toen één shift meegedraaid en ik ben daarna naar huis gegaan om te rusten. We hadden wel afgesproken dat ik om 16.00 uur naar Limburg zou vertrekken, als dat nog nodig zou zijn.”

Ronald Annaars was een van de eersten die naar Limburg vertrok

Ronald was als Leider Reddingsgroep een van de eersten die naar Limburg vertrok. “In het begin was er de gebruikelijke chaos”, vertelt hij. “Aan onze reddingsgroep (Haaglanden) werden twee reddingseenheden van de veiligheidsregio Zeeland toegevoegd. Dat was even wennen, omdat je elkaar niet persoonlijk kent en dus ook niet meteen weet wat je van elkaar kunt verwachten. Gelukkig zijn onze opleidingen gestandaardiseerd. Aan de hand van de diploma’s konden we goed inschatten wat we van hen konden verwachten.”

Wat hebben jullie gedaan toen jullie in Limburg aankwamen?
“Onze eerste opdracht was om twee personen uit Valkenburg te evacueren. Zij wilden graag weg omdat ze afhankelijk zijn van medicijnen. We hebben hen met een tractor geëvacueerd. Daarna zijn we, in opdracht van het CoPI, de wijk nagelopen. We hebben de inwoners gevraagd of zij weg wilden. De meeste mensen zaten hoog en hadden geen hulp nodig. Op een gegeven moment kwamen we bij een huis waar mensen wonen met een verstandelijke beperking. Zij wilden wel graag weg, omdat er geen begeleiders in het huis aanwezig waren. We hebben vervoer voor hen geregeld.”

Dat klinkt alsof alles redelijk onder controle was.
“Dat was ook zo. Op een gegeven moment werd de evacuatie verplicht. Daar werd redelijk gehoor aan gegeven. De voornaamste zorg van de bewoners was: mag mijn hond of parkiet ook mee? Natuurlijk was dat geen probleem. We merkten wel dat het hoogwater voor de mensen een traumatische ervaring was. Ze zagen bijvoorbeeld hun bank voorbij drijven. Je probeert dan met hen mee te leven en hen tot steun te zijn.

De reddingsgroep evacueerde de mensen met tractors en later met kleine vrachtwagens

We hebben daarna een compleet hotel geëvacueerd. Ook kwamen we in een wijk die naast de Geul lag. Het water stroomde daar erg hard. Het was onverantwoord om nog zonder begeleiding naar buiten te gaan. Met tractors reden we constant af en aan. Later kregen we hulp van twee kleine vrachtwagens. We hebben in totaal 164 mensen geëvacueerd.”

Hoe lang heb je doorgewerkt?
“Tot 17.00 uur. Officieel hadden we natuurlijk eerder afgelost moeten worden, maar het is moeilijk om te stoppen als je ziet dat je nog zoveel meer kan doen. Pas als je stopt, voel je de vermoeidheid. Vervolgens werden we nog een tweede keer ingezet. Er moesten verzorgingstehuizen ontruimd worden. Wij stonden met boten gereed, voor het geval dat dat nodig zou zijn.”

Martin, wanneer ben jij naar Limburg gegaan?
“Op donderdagmiddag om 16.00 uur. Ik heb toen een Officier van Dienst Nationale Reddingsvloot (OvD-NRV) afgelost in Valkenburg. Er was al afgeschaald en onze hulp was niet echt meer nodig. Ik heb nog één CoPI meegedraaid. Daarna ben ik rond 22.00 uur naar de sporthal in Maastricht gegaan om mijn rust te pakken voor een eventuele vervolginzet.”

Vervolgens werd het toch nog spannend.
“Ja, want we kregen een bericht uit Meerssen. Daar waren de kernen Voulwames, Brommelen, Westbroek, Geulle en Geulle aan de Maas onder water gelopen. Het water stond daar inmiddels zo hoog dat de brandweer en Defensie niet meer in staat waren om de burgers in deze ondergelopen gebieden te bereiken. Het water stond te hoog voor hun voertuigen om erdoor te kunnen rijden. We kregen het verzoek om met twintig reddingseenheden naar Meerssen te gaan om hen te ondersteunen.

Martin aan het werk in het CoPI

Om 0.20 uur waren we in Meerssen. We hebben de hele nacht doorgewerkt. Dit was een redelijk normale inzet. Er was geen paniek of chaos. Een groot gedeelte van het gebied was ondergelopen. Maar een deel van de bewoners was al geëvacueerd. Een ander deel had ervoor gekozen om thuis te blijven. Dus het was relatief rustig. We waren er voor noodgevallen in het overstroomde gebied of voor wanneer achtergebleven mensen alsnog geëvacueerd wilden worden.

In de loop van de nacht kregen we het beeld dat het water langzaam aan het zakken was. We zijn toen om 4.00 uur afgelost en teruggegaan naar de sporthal. Daar ben ik na een snelle hap direct gaan slapen. De volgende morgen werd ik wakker gemaakt. Dat zou einde inzet zijn. We hebben samen een kop koffie gedronken en ons voorbereid om naar huis te gaan. Het leek erop dat onze inzet voorbij was.”

Maar dat liep anders.
“Jazeker. Een collega OvD-NRV had zijn telefoonnummer achtergelaten in het CoPI in Meerssen, voor het geval dat. Op een gegeven moment kreeg hij een telefoontje van de informatiemanager. Het water begon weer snel te stijgen. Op sommige plekken zelfs 20 cm per minuut. Alles liep vol. Onze inzet was wederom snel nodig.”

En toen sloeg de tendens om.
“Jazeker. Het was alle hens aan dek. Een deel van de hulpverleners was al naar huis gegaan. Daardoor vielen de reddingsgroepen uit elkaar. We hebben groepen samengesteld met eenheden die elkaar niet goed kenden. Dit is in de basis geen probleem, want we hebben dezelfde materialen en opleidingen. Maar het was wel een uitdaging om iedereen zo snel mogelijk bij elkaar te halen en te verdelen. Na afstemming met het actiecentrum zijn wij met prio 1 naar het gebied gereden en hebben we alle beschikbare eenheden ingezet. Het actiecentrum heeft hierop - in overleg met het CoPI - peloton 4 gealarmeerd. Gelukkig stonden zij al in vooralarm, waardoor zij vrijwel direct uit konden rijden.

'Ik zag enige ontreddering bij de hulpverleners in de ogen

De evacuatie ging in het begin goed. Het tragische was wel dat we veel mensen diezelfde nacht al een keer geëvacueerd hadden. Ze waren net thuis toen het water weer begon te stijgen. Gedurende de dag kregen we te horen dat de dijk bij Bunde op doorbreken stond. Deze dijk is gelegen langs de enige weg waarlangs mijn mensen zich nog konden terugtrekken voor het stijgende water. Dit hebben we toen ook gedaan. Eigen veiligheid staat namelijk voorop. We hebben ons teruggetrokken naar de brandweerkazerne in Meerssen om te overleggen en om ons te hergroeperen.

Daar aangekomen hoorden we dat de dijk daadwerkelijk doorgebroken zou zijn. Toen schoten er Hollywood-achtige beelden door me heen. Veel mensen in dat gebied waren namelijk terug naar huis gegaan en er wonen circa 3.500 personen in Bunde. Ik zag enige ontreddering bij de hulpverleners in de ogen.”

Wat heb je gedaan?
“Ik ben op een kratje gaan staan en ik heb de hulpverleners toegesproken. Ik heb ze verteld dat we waarschijnlijk voor de grootste klus in ons leven stonden, dat ik volledig op hen vertrouwde en ervan overtuigd was dat we dit samen konden klaren. Vervolgens zijn we met de hele stoet naar de rand van het overstromingsgebied gereden.

De spoorovergang bij Bunde werd aangewezen als aanlandingsplaats

De spoorwegovergang bij Bunde werd aangewezen als aanlandingsplaats, omdat dit de hoogstgelegen plek was nabij Bunde. Een aanlandingsplaats vormt de overgang van ‘nat’ naar ‘droog’. Hier verzamelen zich de hulpverleners, wordt de inzet gecoördineerd en worden de reddingseenheden te water gelaten om te redden en evacueren.”

Wat trof je aan?
“We kwamen in een gebied waar het luchtalarm afging. Iedereen had een NL-Alert ontvangen. De eerste boodschap was: ‘Verlaat uw woning’. De tweede boodschap was: ‘Klim naar zolder, want u kunt niet meer op tijd wegkomen’.

Wat maakte op dat moment de meeste indruk?
“De reacties van de bewoners. Toen we daar kwamen, gingen alle voordeuren open. Iedereen kwam naar buiten. Een mevrouw die aan de spoorwegovergang woont, begon ons meteen te helpen. Ze zette stoelen en een tafel voor ons klaar. We kregen kladpapier, ontbijtkoek en koffie. Dat was fijn.

Haar buurman was geïrriteerd. Hij vond het allemaal maar overdreven en kwam bij mij verhaal halen. Ondanks zijn irritatie, heb ik hem gevraagd om mij te assisteren. We hadden namelijk een plattegrond gekregen van de brandweer en één eenheid was bezig met de verkenning. Zij gaven telkens straatnamen door met de bijbehorende waterstanden.

Het luchtalarm ging af en iedereen had een NL-Alert ontvangen

Wij kennen het gebied niet en daardoor konden we de straatnamen niet snel vinden. We hebben de man gevraagd om op de kaart te noteren hoe hoog het water in de straten stond. Terwijl hij daarmee bezig was, werd het hem steeds duidelijker dat het water aan het optrekken was. Je zag dat zijn ongeloof en irritatie omsloeg in begrip en behulpzaamheid. De weerstand verdween compleet en we hebben uiteindelijk echt veel aan hem gehad.

Er is toen een tweede CoPI ingesteld in de brandweerkazerne van Meerssen. Daar ben ik zelf naartoe teruggegaan. Daar zag ik de beelden van een gat in de dijk waar militairen zandzakken omheen aan het leggen waren. Wij zijn de hele middag nog bezig geweest om mensen te evacueren.

Achteraf bleek het gelukkig niet om een dijkdoorbraak te gaan. De wateroverlast bleek veroorzaakt te worden door een oude duiker die niet in kaart gebracht was. Dus de grote overstroming is gelukkig uitgebleven. Wel kwamen er flink wat straten vrij snel onder water te staan.”

Wat was je algemene beeld van de sfeer in het gebied?
“Het was een sfeer waarin iedereen voor elkaar klaar stond. In de huizen zag ik bijvoorbeeld alle meubels op bierkratjes staan. Achteraf hoorde ik dat de brouwerij deze bierkratjes gratis ter beschikking had gesteld. Dat was tekenend voor de sfeer in dat gebied. Inwoners en organisaties stonden voor elkaar klaar.”

Hoe is de inzet afgelopen?
“Na onze inzet in Meerssen zijn we nog naar Gennep gegaan. Daar was de situatie een stuk rustiger. Er waren daar geen dijken doorbroken of wijken ondergelopen. Het water stond letterlijk twee centimeter onder de rand van de nooddijk. We hebben paraat gestaan en gewacht tot de dreiging voorbij was. Daarna zijn we naar huis gegaan.”

Hoe was het om weer thuis te zijn?
“Ik merkte dat ik me nog niet echt realiseerde waar ik een onderdeel van was geweest. Vanuit het CoPI had ik natuurlijk coördinerend werk verricht. ’s Avonds zagen we de helikopterbeelden van de ondergelopen gebieden op tv. In het begin dacht ik nog: ‘Dat was vast ergens anders.’ Op een gegeven moment zag ik een boot van de reddingsvloot en het bordje ‘Meerssen’. Toen pas drong het tot me door dat ik daar een onderdeel van was geweest.”

Wat waren na deze inzet de belangrijkste geleerde lessen?
“Als OvD praat je veel met andere disciplines. Ik merkte dat het prettig was dat we allemaal volgens dezelfde structuur werkten. Zeker als het spannend wordt, val je terug op je structuren en daardoor kom je er samen wel uit.”

Wat zou je de volgende keer beter doen?
“Ik zou mijn tandenborstel meenemen. De inzet duurde langer dan ik vooraf had gedacht. Ik had wel gedacht aan materiaal om te kunnen functioneren in een CoPI en om mensen te redden, maar sommige spullen voor mijn persoonlijke verzorging ben ik vergeten mee te nemen.”

Wat zijn verbeterpunten voor de toekomst?
“We hebben tijdens deze inzet gezien dat we goed getraind zijn voor reddingsoperaties op en in het open water. Maar we zijn minder goed voorbereid op een inzet in ondergelopen (stedelijke) gebieden. We hadden bijvoorbeeld geen helmen, terwijl dat in een stedelijk gebied wel belangrijk is. Inmiddels is iedere reddingsgroep voorzien van SAR-helmen. Dit was voor onze organisatie een ‘quick-win’.”

In ondergelopen gebied heb je met andere risico's te maken dan bij een redding in open water

Ronald: “Ik zou het goed vinden als meer mensen de opleiding ‘leidinggeven in ondergelopen gebied’ volgen. Ik heb zelf die opleiding gevolgd en daar heb ik tijdens deze inzet veel aan gehad. Echter in 2017 is de vloot opnieuw opgebouwd. De vloot werd samengesteld uit reddingsbrigades en brandweereenheden waardoor er ook een nieuw vakbekwaamheidsprogramma moest worden ontwikkeld. Hierdoor verdween deze opleiding uit het scholingsaanbod. Ik vind dat jammer, omdat je in een ondergelopen gebied met andere veiligheidsrisico’s te maken krijgt dan bij een redding in open water.

Je loopt bijvoorbeeld het risico dat je over bankjes en hekjes heen vaart. Ook komen er putdeksels los en je bent in een gebied waar geen ambulances meer kunnen komen. Tijdens de opleiding ‘leidinggeven in ondergelopen gebied’ leerde je wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn, en hoe je daarmee om moet gaan. Het bood een goede voorbereiding voor een inzet in stedelijk gebied en om eerlijk te zijn, mis ik dat in het huidige vakbekwaamheidsprogramma.”

Wat zou je tegen anderen zeggen die voor een vergelijkbare uitdaging komen te staan?
Martin: “Houd je hoofd koel en schrijf alle afspraken op. Er gebeurt veel, meer dan je kunt onthouden. Het is fijn om dat achteraf - ook van collega’s die jij aflost en voor collega’s die jou komen aflossen - nog eens terug te kunnen lezen.

En houd er rekening mee dat het groter zal zijn dan je vooraf denkt. Vanuit de reddingsbrigade ben ik gewend om mensen uit zee of uit het open water te redden. Dat zijn flitsincidenten die we bijna routinematig aanpakken, simpelweg omdat we daar goed in zijn. De situatie in Limburg was in dat opzicht anders. Hier kregen we in een groot gebied met veel incidenten tegelijk te maken. Ook volgenden incidenten elkaar snel op, waardoor we moeite hadden om het overzicht te bewaren en vaak moesten op- en afschalen. Ik kon als OvD duidelijk het verschil merken tussen deze langdurige en grensoverschrijdende crisis ten opzichte en de routine waarin we normaal werken. Uiteraard ben ik hiervoor opgeleid. Maar de praktijk is toch weerbarstig en het wijkt af van de casussen aan de oefentafel.”

Waar zijn jullie het meest trots op?
Ronald: “Dat we met zo’n grote groep vrijwilligers op zo’n korte termijn zoveel hebben kunnen betekenen. Ik merk dat dat gewaardeerd wordt. We werden benaderd als een professionele partner. We hadden een gezamenlijk doel en daar zijn we met z’n allen voor gegaan.”

Martin: “Ik ben er trots op dat het in de basis goed geregeld was. Natuurlijk zijn er verbeterpunten en daar moeten we kritisch naar kijken. Maar het is ook goed om te beseffen dat we het eigenlijk heel goed gedaan hebben met elkaar. Natuurlijk ging niet alles perfect maar we stonden er wel toen het erom ging. Ik ben er trots op dat ik daar een onderdeel van mocht zijn.”

Dit artikel is een onderdeel van een serie. Lees ook deel 1 waarin de landelijk coördinator van de NRV Mark Jansen vertelt over zijn lessons learned en deel 2 waarin twee algemeen commandanten het verhaal vertellen vanuit het actiecentrum in IJmuiden.

29 mei 2022