Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 5 min

Pompenteam helpt in Frankrijk: ‘De dankbaarheid blijft me bij’

Noord-Frankrijk werd deze winter meerdere keren getroffen door overstromingen. Nederland schoot twee keer te hulp met noodpompen. Hoe was het om in Frankrijk te helpen en om te werken in de Franse crisisstructuur? We spreken het Netherlands Extreme High Capacity Pumps team.

Het noorden van Frankrijk kreeg deze winter te maken met hevige regenval waardoor meerdere rivieren buiten hun oevers traden. Meer dan 10.000 huizen kwamen zonder elektriciteit te zitten en honderden mensen moesten het gebied verlaten.

Frankrijk klopte aan bij de Europese Unie voor noodhulp en heeft die ook gekregen. Het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat schoot te hulp met 4 noodpompen, inclusief de bemensing. De pompenexperts Albert Kloeze, Dick Verbaan en Jan van der Lingen reisden af naar Frankrijk. Crisismanager Laura Kuiper zorgde voor de coördinatie vanuit het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Het inzetten van noodpompen is een operationele activiteit. Het is dus best opmerkelijk dat het ministerie noodpompen heeft en dat zij verantwoordelijk is voor de inzet daarvan. Hoe komt het dat deze taak bij het ministerie is ondergebracht?
Dick Verbaan: “Dat heeft een lange historie. Tijdens de overstromingen in 1953 kwamen we er in Nederland achter dat het niet handig was dat de overheid zelf geen mobiel materieel had. We waren voor de inzet van noodpompen afhankelijk van anderen. Daarom heeft de overheid toen besloten om 100 noodpompen te laten maken. Deze zijn in de jaren ’60 herverdeeld. De meeste pompen zijn naar de waterschappen gegaan, 25 pompen zijn bij Rijkswaterstaat gebleven.

'De pompen zorgen ervoor dat we snel kunnen reageren bij calamiteiten'

In 2000 bleken deze pompen aan vervanging toe te zijn. Ze werkten slecht en maakten veel lawaai. Er is toen geld vrijgemaakt voor de aanschaf van nieuwe pompen. Om landelijk zicht te houden op de pompen is er gekozen om ze onder te brengen bij het ministerie.

De pompen staan nog altijd bekend als ‘de pompen van Rijkswaterstaat’. Dit komt omdat de voorgangers 50 jaar lang van Rijkswaterstaat zijn geweest. Maar de laatste 20 jaar zijn ze van het ministerie. De noodpompen zorgen ervoor dat we snel kunnen reageren bij calamiteiten.”

Worden de pompen vaak ingezet?
“Jazeker. Alle Nederlandse overheden kunnen er gebruik van maken en dat gebeurt ongeveer 1 keer per jaar. Ze zijn bijvoorbeeld ingezet na de aanvaring met een stuw bij Grave in 2016, op de Afsluitdijk tijdens de droogte in 2018 en in 2020 door het defect raken van een pomp van het gemaal IJmuiden.

Luchtfoto van de locatie. Rechtsonder zijn 2 van de 4 pompen te zien

Laura Kuiper: “De pompen worden alleen ingezet bij noodsituaties. We hebben daar een afwegingsmodel voor. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een dreiging van grote economische schade of een ramp.

Voor de inzet in Frankrijk hebben we ook meegewogen of de pompen niet in Nederland ingezet moesten worden. Er was op dat moment geen sprake van een inzet in Nederland. Bovendien hebben we 20 pompen en gingen er slechts 4 naar Frankrijk.”

Hoe gaat dat in zijn werk?
“Meestal nemen overheden contact met ons op als zij de pompen wellicht nodig hebben. Wij geven dan aan hoeveel pompen wij beschikbaar hebben, onder welke voorwaarden zij hier gebruik van kunnen maken en we kunnen factsheets toesturen met informatie over de pompen. Zo’n verkennend telefoontje is voor ons ook fijn, want dan weten we dat de pompen wellicht ingezet gaan worden. Als het nodig is, volgt er daarna een officiële aanvraag, gaan enkele experts op voorverkenning over de technische (on)mogelijkheden en worden de pompen ingezet.”

Hoe is het hulpverzoek uit Frankrijk bij jullie binnengekomen?
“Frankrijk heeft de Europese Unie om hulp gevraagd. Zo’n hulpverzoek komt dan binnen bij het Emergency Response Coördinatiecentrum (ERCC) in Brussel. Dit coördinatiecentrum vraagt aan alle aangesloten landen wat zij kunnen leveren. In Nederland komt die aanvraag bij het LOCC en het NCC binnen. Zij hebben aangegeven wat Nederland kan leveren. Andere landen hebben dat ook gedaan. Het is uiteindelijk aan Frankrijk om uit dat aanbod te kiezen welke hulp zij nodig hebben.”

'Ook andere landen hebben geholpen'

Jan van der Lingen: “Het is voor het eerst dat een hulpverzoek uit het buitenland via deze route bij ons binnen is gekomen. We hebben de noodpompen vaker ingezet in het buitenland, maar in die gevallen kwamen die verzoeken via het ministerie van Buitenlandse Zaken binnen. Nu liep het dus via het ERCC. Ook andere landen, zoals Tsjechië en Slowakije, hebben hulp aangeboden en daar heeft Frankrijk ook gebruik van gemaakt.”

Jullie zijn dus opgepiept en met de pompen naar Frankrijk gereden. Wat troffen jullie daar aan?
Jan: “Het ging om een ingepolderd gebied dat erg lijkt op de gebieden die we in Nederland kennen. Er was zo’n 6.000 hectare onder water gelopen. In de media lazen we dat Frankrijk al haar beschikbare capaciteit al naar dat gebied had gestuurd. Maar voor de mensen die getroffen zijn, gaat het wegpompen van al dat water natuurlijk nooit snel genoeg. Dus het was goed dat we konden helpen.”

Hoe verliep jullie inzet?
Albert Kloeze: “We zijn twee keer naar Frankrijk gegaan: 1 keer in november en 1 keer in januari. De eerste keer verliep de inzet wat chaotisch. We kwamen op de locatie aan en toen bleek dat er al iemand anders op onze plek was gaan staan. We hebben toen in overleg 2 pompen aan de overkant geplaatst en we hebben 2 pompen ingezet op een andere locatie.”

De eerste keer verliep de inzet wat chaotisch. De tweede keer ging het al een stuk beter

Dick: “De tweede keer verliep de inzet al een stuk beter. Dat merkten we al in het voortraject. We kunnen altijd op de bonnefooi naar een gebied toerijden. Maar we proberen ons zo goed mogelijk voor te bereiden. Tijdens de tweede inzet hadden we vooraf een goed contact met de mensen die ter plaatse waren. Daardoor wisten we beter wat we allemaal nodig hadden. Ook aan de Franse kant verliep de aanvraag sneller. Binnen twee uur stonden onze vrachtwagens al klaar voor vertrek. We hoefden toen alleen nog maar op een handtekening te wachten. Binnen 48 uur waren onze pompen al operationeel in Frankrijk.”

Ik kan me voorstellen dat de Franse crisisstructuur anders is dan de Nederlandse. Hoe was het om in de Franse crisisstructuur te werken?
Jan: “Dat was wel even wennen. We zijn in Nederland gewend om tijdens een inzet met waterbeheerders samen te werken. In Frankrijk wordt de aansturing van de crisisstructuur gedaan door de civiele bescherming. Zij missen de vakinhoudelijke kennis en daardoor weet je minder goed waar je mee bezig bent. Ze kunnen je geen informatie geven over de context en het watersysteem als geheel.”

Dick: “Kijk, in het begin ga je gewoon pompen. Vervolgens zie je dat het waterpeil zakt. Je wil dan weten wat je nog kunt verwachten, zodat je kunt meedenken en zodat je eventueel aanpassingen kunt doen. Die communicatie was er niet, dus we hebben gedaan wat we zelf dachten dat het beste was in deze situatie.

'Er was veel hiërarchie'

Ook merkten we dat er veel hiërarchie was. Ze wilden bijvoorbeeld weten wie de leiding had in ons team. Maar wij hebben geen leider. Wij doen deze klus gewoon samen. Op een gegeven moment moesten er afspraken gemaakt worden. Ik kreeg toen telefoontjes van mensen die steeds hoger in rang waren. Je gaat dan wel voelen hoe de hiërarchie daar werkt.”

Albert: “We merkten dat ook toen we een grote hijskraan nodig hadden om onze pompen te plaatsen. De hijskraan werd geplaatst en vervolgens moesten we 4 tot 5 uur wachten op een veiligheidsinspecteur die kwam kijken of die kraan goed stond. Daar hebben we ons wel over verbaasd.”

Wat hebben jullie geleerd van deze inzet in Frankrijk?
Dick: “Dat het bij een inzet in het buitenland belangrijk is om zeker te weten dat je met de juiste personen spreekt. Ik had bijvoorbeeld iets uitgelegd aan iemand. Later kende hij me niet meer en bleek dat hij een andere rol had dan ik had gedacht.”

Albert: “Ook is het belangrijk om geduldig te zijn, want je bent niet gewend om in hun structuur te werken. Bovendien zit je met de taalbarrière. We werkten daar met lokale mensen en sommigen spraken geen woord Engels. We gebruikten Google Translate op onze telefoon om met elkaar te praten. Dat neemt veel tijd in beslag en soms word je verkeerd begrepen, bijvoorbeeld omdat termen niet goed vertaald worden. Dus je hebt ook je handen en je voeten nodig om duidelijk te maken wat je bedoelt. En je moet regelmatig om bevestiging vragen om te weten of de ander je wel goed begrepen heeft.”

Dick: “Ik merkte bovendien dat het goed is om afspraken altijd schriftelijk te bevestigen. Dus als ik mensen telefonisch had gesproken, stuurde ik hen daarna ook altijd een mailtje. Zij kunnen dat mailtje gemakkelijk vertalen.”

Jan: “En ik merkte dat je je continu moet aanpassen. We hadden wel als voordeel dat we een maand daarvoor nog een certificeringsoefening hadden gehad in Tsjechië. Daardoor hadden we zelf alles goed op orde. We hadden bijvoorbeeld alle teaminformatie geüpdatet en we hadden net geïnvesteerd in bedrijfskleding. Daardoor waren we herkenbaar.”

Wat is jullie het meest bijgebleven van deze inzet?
Jan: “De waardering van de mensen en de lokale overheden. Ze waren dankbaar dat wij daar als Nederlanders waren om hen te helpen.”

Albert: “We werkten achter grote hekken. Op een gegeven moment kwam er een echtpaar in een camper naar de hekken toegereden. Een vrouw stapte huilend uit de auto. Ze vertelde dat zij alles was kwijtgeraakt door de overstroming. Ze hadden alleen hun camper nog. Ze waren zo dankbaar dat wij helemaal uit Nederland waren gekomen om hen te helpen. Ze stak haar vingers door het gaas om haar dankbaarheid te uiten. Dat blijft je wel bij.”

'De pompen konden meer dan we gedacht hadden'

Dick: “En ik vond het mooi om te merken dat onze pompen meer konden dan we eigenlijk gedacht hadden. De pompen moesten het water vanuit een behoorlijke diepte opzuigen maar leverde ondanks dat veel meer water als gedacht.

We kregen ook in Frankrijk veel complimenten over onze pompen. Ze zeiden dat geen enkel EU-land zulk bijzonder specifiek materieel heeft. Dat is blijkbaar echt een Nederlands specialisme. Ze zijn bovendien licht en daardoor kun je ze bijna overal plaatsen. Dus ik denk dat we trots mogen zijn dat we zulke goede noodpompen tot onze beschikking hebben.”

26 februari 2024