Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 6 min

Ministerie IenW: ‘Extreem weer en hoogwater Limburg was een uitdagende crisis’

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft haar rol tijdens de extreem weer- en hoogwatercrisis in Limburg laten evalueren. Wat ging er goed? En wat had beter gekund? Samen met coördinerend adviseur Crisisbeheersing Tony Hoogendoorn en crisismanager Désirée Anink blik ik terug.

Terwijl het buiten bijna 40 graden Celsius is, interview ik het DCC van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over de extreem weer- en hoogwatercrisis van een jaar geleden. Hevige, aanhoudende regelbuien zorgden toen voor ernstige wateroverlast en overstromingen in verschillende Europese landen. De gevolgen waren groot. In Duitsland vielen er 140 doden, in België 41. In Nederland kreeg met name Zuid-Limburg het zwaar te verduren. Er zijn in Nederland gelukkig geen dodelijke slachtoffers gevallen.

Het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat pakte tijdens deze crisis haar eigen rol. Tony Hoogendoorn was adviseur Crisisbeheersing in het crisisteam. Désirée Anink begeleidde de evaluatie. Samen met hen blik ik terug op deze crisis die uitgroeide tot een nationale ramp.

Kun je allereerst uitleggen wat jullie rol is tijdens een crisis als deze?
Tony: “We hebben vier rollen. Aan de ene kant zijn we bij extreem weer verantwoordelijk voor de advisering aan het KNMI. Dat doen we met ons WeerImpactTeam.

Aan de andere kant hebben we ook een politiek-bestuurlijke rol, zoals die staat omschreven in het Landelijk Crisisplan Hoogwater en Overstromingen. Het informeren van onze politiek-ambtelijke top, het bezoek van de staatssecretaris aan het rampgebied en de Wet tegemoetkoming schade bij rampen maakten daar een onderdeel van uit. Onze derde rol is crisiscommunicatie. Vanuit het ministerie ondersteunen we bij de crisiscommunicatie. Onze vierde rol is faciliteren. We stellen op landelijk niveau middelen beschikbaar zodat de crisispartners in de regio de crisis kunnen managen.”

Kun je ons meenemen in die eerste rol: het adviseren van het KNMI over code rood?
“Jazeker. Elke maandag krijgen we van het KNMI een briefing over het verwachte weer van de komende week. Die maandag zagen we in de modellen dat het weer dat we konden verwachten niet mals was. Er werd veel regen verwacht en dat zou voor grote overlast gaan zorgen.

We zijn op dinsdagavond 13 juli met het WeerImpactTeam bij elkaar gekomen en op basis van dat gezamenlijke beeld heeft het KNMI de code oranje afgegeven voor de regio Limburg.”

Code oranje? Geen rood?
“Nee, daar was nog geen aanleiding voor. De te verwachten impact gaf nog geen aanleiding om code rood te adviseren. We hielden de situatie in die dagen nauwlettend in de gaten en op dinsdagavond was onze inschatting dat de impact niet direct maatschappij ontwrichtend van aard zou zijn.

Op woensdag ging het plotseling heel snel. De regen was langduriger en heviger. Dat zorgde voor wateroverlast en overstromingen in het Limburgse Heuvelland. Ook kregen we de beelden van de overstromingen in België en Duitsland binnen. De situatie werd veel erger dan we hadden verwacht.

In de loop van woensdagmiddag kregen we van het Nationale CrisisCentrum (NCC) het bericht dat het aantal meldingen snel opliep. De hulpdiensten hadden aangegeven het aantal hulpverzoeken in de regio niet meer aan te kunnen. Daarom heeft het KNMI aan het eind van woensdagmiddag code rood afgegeven voor de provincie Limburg. De boodschap die we daarmee wilden afgeven was: blijf écht thuis, want de weerssituatie is gevaarlijk en ontwrichtend.”

Jullie hebben ook jullie politiek-bestuurlijke rol. Wat waren daarin de belangrijkste thema’s?
“Dat begon op woensdagmiddag. De Tweede Kamer was teruggekomen van het zomerreces voor een debat over corona. In dat debat vroeg een Tweede Kamerlid aandacht voor de situatie in Limburg. Vervolgens is het snel gegaan. Staatsecretaris Stientje van Veldhoven wilde graag een bezoek brengen aan het rampgebied. Dat hebben we voorbereid zodat ze goed geïnformeerd was. Ook de timing was belangrijk. Ze wilde haar betrokkenheid tonen, maar ze wilde natuurlijk niet in de weg lopen. Ze is uiteindelijk op donderdag naar het gebied gegaan.

Mark Rutte sprak uit dat hij 'alles doet wat nodig is' om te helpen

In dat debat heeft demissionair premier Mark Rutte aangegeven dat het kabinet ‘alles doet wat nodig is’ om te helpen. Na een crisisberaad in de nationale crisisstructuur op donderdagavond heeft hij Limburg uitgeroepen tot rampgebied. Daarbij werd de Wet tegemoetkoming schade bij rampen van kracht. Dit betekent dat de inwoners en organisaties de schade vergoed krijgen die niet door de verzekering is gedekt. Het was belangrijk om dat snel uit te spreken, want daardoor wisten de mensen dat zij middelen en capaciteit konden inschakelen om de schade te herstellen. Dit zou immers vergoed worden.”

Jullie zitten in Den Haag en de ramp voltrok zich in Limburg. Was het lastig om op afstand een crisis te managen?
“Nee, want we weten wat onze taken en verantwoordelijkheden zijn. Het is bij zo’n crisis belangrijk om bij je eigen rol te blijven. We hebben wel regelmatig een reality check gedaan. Zo controleerden we of we in Den Haag nog wel op één lijn zaten met de situatie in het rampgebied."

Waar lag het accent tijdens deze crisis?
“Op de politiek-bestuurlijke rol en op de crisiscommunicatie. We zagen namelijk dat het operationeel goed liep. Daarom zijn we daar vanuit het ministerie niet mee bezig geweest.”

Hoe verliep de crisiscommunicatie?
“Goed. Tijdens zo’n ramp zie je al snel dat iedere organisatie gaat communiceren. Er ontstaat behoefte aan regie. Daarom is het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) geactiveerd. Zij hebben de communicatieboodschappen gebundeld en gezorgd voor korte lijnen. Ook hebben ze een publieksinformatienummer geopend waar mensen terecht konden met vragen.”

Hoe heb je de crisis zelf ervaren?
“Ik vond het een uitdagende crisis. Dit komt omdat we te maken kregen met een extreem weerfenomeen. De hevigheid en de langdurigheid van de crisis overviel ons. Ook was het uitzonderlijk dat dit midden in de zomer gebeurde.”

Wat viel je mee?
“Het viel me mee dat het Rijkswaterstaat en de waterschappen lukte om de Maas in Nederland onder controle te houden. In de Maas stond het water echt uitzonderlijk hoog. Zo’n scenario komt slechts eens in de 1250 jaar voor.

Het lukte om de Maas te temmen

Toch zagen we dat de projecten, zoals Ruimte voor de Rivier, zijn vruchten afwierpen. Ook was er een goede samenwerking tussen de verschillende partijen. Alles is volgens de plannen verlopen. En dankzij de inzet en de veerkracht van de bevolking en alle hulpdiensten is het gelukt om de Maas te temmen. Daar ben ik wel trots op.”

Wat viel je tegen?
“Het informatiemanagement. Op een gegeven moment kregen we via de media te horen dat er een dijkdoorbraak was in Meerssen. Er is toen een NL Alert verstuurd waarin mensen opgeroepen werden om naar hoger gelegen gebieden te trekken. Ook ging er een luchtalarm af, wat wil zeggen dat mensen binnen moeten blijven.

Op dat moment was het moeilijk om het juiste beeld en de juiste feiten boven tafel te krijgen. Het bleek namelijk helemaal niet om een dijkdoorbraak te gaan. Er was sprake van piping. Dat wil zeggen dat er water onder een dijk stroomt als gevolg van een groot waterstandsverschil. Dit ontstaat door de grote druk van het water tegen de dijk. Je merkt dan dat je in twee werelden leeft, waarin niet iedereen bekend is met het jargon. De situatie was zeer ernstig, maar minder acuut dan werd gedacht. ”

De crisis is inmiddels geëvalueerd. Wat is – wat jullie betreft - de belangrijkste conclusie?
Désirée: “Dat we het als ministerie goed gedaan hebben. We hebben adequaat gehandeld en de top goed geïnformeerd. Natuurlijk zijn er wel verbeterpunten. Maar de algemene conclusie is dat we trots mogen zijn op de rol die we tijdens deze crisis hebben gehad.”

Wat zijn belangrijke lessons learned?
“Dat we beter hadden moeten communiceren over wijzigingen in de crisisstructuur. We zijn in deze crisis afgeweken van onze reguliere structuur. Het is goed dat we dat gedaan hebben, want dat paste bij de situatie van dat moment. Maar we hadden wel beter moeten communiceren over waarom en hoe we afweken. Daarmee hadden we verwarring kunnen voorkomen.”

Tony: “Ook hebben we tijdens deze crisis gezien dat politici sensitiever zijn geworden voor crisissituaties. Zij vinden het belangrijk om hun betrokkenheid te laten zien. Het bezoek van de staatsecretaris aan het rampgebied was daar een voorbeeld van. Dat is een ontwikkeling die we waarschijnlijk ook bij andere crises vaker terug gaan zien.”

'Politici zijn sensitiever geworden voor crisissituaties'

Désirée: “En er zaten verbeterpunten in de nafase. De Wet tegemoetkoming schade bij rampen werd van kracht. Hierin staat omschreven dát we de schade gaan vergoeden die door de wateroverlast is ontstaan. Maar er staat niet in omschreven hóe we dat doen. We hebben na de crisis veel capaciteit nodig gehad om de uitvoering goed te regelen.

Ook merkten we dat de overgang van de crisis- naar de lijnorganisatie niet soepel verliep. Achteraf gezien was het beter geweest als de crisisorganisatie langer met de lijnorganisatie had meegelopen. Dan was de overdracht waarschijnlijk beter geweest.”

Zijn er ook elementen die jullie nu verbeteren, zodat jullie zo’n crisis in de toekomst nog beter kunnen managen?
Tony: “Jazeker. We hopen de komende jaren verbeterslagen te maken in het informatiemanagement. We gebruiken nu het LCMS voor ons informatiemanagement. Zo delen we ons beeld met onze partners. Maar een bovenregionale crisis is een complexe aangelegenheid waarin veel organisaties hun beeld delen via het LCMS.

Daarom zijn we blij met de ontwikkeling van KCR2. In KCR2 komen in de toekomst al die beelden samen op één plek. Zo komen we tot één gezamenlijk beeld op de verschillende niveaus. Het is nog een zoektocht naar de manier waarop we dit het beste kunnen inrichten. En misschien is er ook een automatiseringsslag nodig, omdat de hoeveelheid informatie te veel is om als mens te bevatten. Ik ben ervan overtuigd dat KCR2 ons gaat helpen om ons informatiemanagement in de toekomst beter te managen.”

Désirée: “Ook zijn we aan het kijken hoe we de informatievoorziening vanuit het Watermanagementcentrum (WMCN), het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC), het Crisis Informatie Centrum van Rijkswaterstaat (RWS-CIC) en het DCC-IenW beter op elkaar af kunnen stemmen. Tijdens een watercrisis levert het WMCN het eerste Landelijke Waterbeeld aan. Daar gaan andere partijen mee aan de slag, zoals het LOCC en CIC van Rijkswaterstaat. Zij nemen het waterbeeld over op hun eigen LCMS-pagina en vullen dit aan met hun eigen gegevens. Daardoor ontstaat er veel herhaling in de informatievoorziening. We zijn aan het kijken of het WMCN een waterbeeld kan aanleveren dat bij al die partijen past. Zo hopen we bij een volgende crisis die dubbeling te voorkomen.”

En hoe kijken jullie naar de toekomst?
Tony: “De extreem weersituaties buitelen de afgelopen jaren over elkaar heen. We kijken terug op het hoogwater in Limburg, terwijl het nu buiten bijna 40 graden is en ook de droogte in Nederland steeds ergere vormen aanneemt.

Voor mijn gevoel hebben we in het verleden veel gepraat over klimaatverandering en de extreem weercrises die dat kan veroorzaken. Dat is nu al realiteit geworden. We moeten er rekening mee houden dat dit soort crises vaker terugkomen en langduriger aanhouden. Daarom gaan we meer met dit soort scenario’s aan de slag, zodat we in de toekomst nóg beter voorbereid zijn.”

24 juli 2022