Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 5 min

Crisis Expert Team milieu en drinkwater: ‘We werken flexibel met elkaar samen’

Bij een grote milieucrisis, zoals de brand in Moerdijk in 2011, wordt het Crisis Expert Team milieu en drinkwater (CET-md) om advies gevraagd. Want: kunnen de kinderen in de omliggende wijken nog wel veilig buiten spelen? En kunnen we de groenten van de akkers nog wel eten? Hoe gaat dit Crisis Expert Team te werk? Een interview met 3 kennisinstituten en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

“Het CET-md wordt slechts 2 tot 3 keer per jaar formeel om advies gevraagd”, vertelt Matthijs Kortleven, coördinerend adviseur crisisbeheersing bij het DCC-IenW en coördinator CET-md. “Bekende grotere voorbeelden zijn de brand bij Chemie-Pack in 2011 en de Pyrazool-casus in 2015. Dit soort crises komen eens in de 4 tot 5 jaar voor.”

Drie drinkwaterbedrijven moesten in 2015 tijdelijk stoppen met de inname van Maaswater vanwege een hoge concentratie pyrazool. De voorloper van het CET-md heeft hierover geadviseerd

Toch kennen de experts van het CET-md elkaar goed. Gemiddeld één of twee keer per maand wordt de hulp ingeroepen van één of meerdere instituten binnen het netwerk. Er is dan laagdrempelig onderling contact om kennis bij elkaar te brengen en de vraagsteller van de juiste antwoorden te voorzien, inclusief de eventuele invalshoeken waar de vraagsteller zelf nog niet over heeft nagedacht. “Bij een telefoontje tussen twee of drie experts spreken we niet over het opschalen of activeren van het Crisis Expert Team”, zegt Cobi de Boer, afdelingshoofd milieu-incidenten, veiligheid en security bij het RIVM. “Dat hoort gewoon bij onze flexibele werkwijze.”

Kunnen jullie allereerst uitleggen waar het CET-md uit bestaat?
Matthijs: “Het CET-md bestaat uit experts van 8 kennisinstituten. Zij vormen de basis. Dat zijn het KNMI, de Mileuongevallen Dienst (MOD) van het RIVM, Wageningen Food Safety Research (WFSR), de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuverontreiniging Water (LCM), KWR Water Research Institute, het Landelijk Informatiepunt Ongevallen Gevaarlijke Stoffen (LIOGS), het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) en het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) van Defensie.

'Experts van 8 kennisinstituten vormen de basis'

Elke week heeft er een procesmanager dienst die de instituten ondersteunt met het advieswerk. Het netwerk CET-md werkt sinds 1 januari 2023 in het LCMS. Het komend jaar worden er afspraken gemaakt met de veiligheidsregio’s en de drinkwaterbedrijven over het uitwisselen van elkaars situatiebeelden in het LCMS.”

Kunnen jullie voorbeelden van recente crises noemen waarin een of meerdere instituten om advies is gevraagd?
“Dat gebeurt wel eens bij grote branden”, vertelt Ron Hoogenboom, onderzoeker bij Wageningen Food Safety Research (WFSR). “Een schrootbrand in Den Bosch is daar een voorbeeld van. Dit soort grote branden duren vaak lang en door de wind kan de rook zich over een groot gebied verspreiden. Daardoor is het effectgebied meestal groot.

Ook zijn wij wel eens om advies gevraagd bij een grote brand bij een rivier en bij een lekkage in een rivier. Voor ons is het dan belangrijk om afstemming te hebben met de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuverontreiniging Water (LCM). Zij kunnen aangeven in hoeverre het water vervuild is geraakt. Wij kunnen op basis daarvan aangeven welke risico’s er zijn voor de visserij of voor het vee dat in de uiterwaarden graast. Wij kunnen de agrarische organisaties op basis daarvan adviseren om het vee weg te halen bij de rivier.

Voor ons is het belangrijk dat de collega-experts uit het CET-md ons snel op de hoogte brengen van dit soort ontwikkelingen. We hebben namelijk ook een verantwoordelijkheid in onze eigen kolom. Het zou vervelend zijn als we in de krant moeten lezen dat er een milieuvervuiling is die risico’s geeft voor de voedselketen, zonder dat wij op de hoogte zijn gebracht.”

Wat vinden jullie belangrijk in de adviezen die jullie geven?
“Dat we allemaal in onze eigen rol blijven en vanuit onze eigen rol adviseren”, zegt Marlea Wagelmans, coördinator LCM. “Natuurlijk vindt er afstemming plaats. Maar het is niet de bedoeling dat de expert van het ene instituut uitspraken doet over het vakgebied waar een andere organisatie over gaat.”

Hoe zorgen jullie als instituten voor een goede voorbereiding op een crisis? Oefenen jullie bijvoorbeeld veel samen?
“Ieder instituut heeft zijn eigen oefeningen. Daarnaast oefenen we ook met enige regelmaat samen. Dit zijn meestal tabletop-oefeningen waarin we meer leren over elkaars rol. Daardoor weten we tijdens een crisis beter met welke vragen we bij de verschillende instituten terecht kunnen.”

Cobi: “Maar het allerbelangrijkste is dat we als instituut goed en gedegen onderzoek doen, zodat we onze eigen kennis over chemische stoffen en het meten ervan op orde houden. We hebben bijvoorbeeld de laatste jaren onderzoek gedaan naar brandende zonnepanelen. De rook die tijdens zo’n brand vrijkomt bevat scherven. Die kunnen op de akkers terecht komen en daarom is dit onderzoek ook interessant voor experts van WFSR. Zij adviseren over het begrazen en oogsten van gewassen. We houden elkaar op de hoogte van de resultaten of we doen deze onderzoeken samen.

Het RIVM en WFSR doen de laatste jaren veel onderzoek naar brandende zonnepanelen

De kennis die we hiermee door de jaren heen opbouwen, helpt ons om tijdens een crisis snel met een goed onderbouwd advies te kunnen komen. Ik zal een voorbeeld geven. Een GGD heeft ons een keer gevraagd om een vloeistof te analyseren die gebruikt was als glijmiddel op een zeepbaan voor kinderen. Sommige kinderen kregen na het spelen op de zeepbaan brandwonden op hun lichaam. Kwam dat misschien door een verkeerd gebruikte stof? We hebben twee vaatjes onderzocht; een wit vaatje waarop stond ‘geconcentreerd afwasmiddel’ en een blauw vat met de verdunde zeepoplossing die op de zeepbaan was aangebracht.

Wat bleek? In het blauwe vat had oorspronkelijk een vloeibaar reinigingsmiddel voor vaatwasmachines gezeten. Het etiket op het blauwe vat bevatte onder andere de waarschuwing ‘Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel’. Vermoedelijk zat er nog een restant van dit middel in het blauwe vat. Dat zou de brandwonden veroorzaakt kunnen hebben. We kunnen bij zo’n vraag snel uitsluitsel en advies geven omdat we jarenlang onderzoek hebben gedaan naar allerlei stoffen onder de verschillende omstandigheden."

Jullie werken al jaren samen. Hoe is de samenwerking door de tijd heen verbeterd?
Marlea: “Ik merk dat de samenwerking verbeterd is door de coronacrisis. Tijdens de coronacrisis hadden we elke 4 tot 6 weken overleg. Daardoor hebben we elkaar nog beter leren kennen. We schakelen nu sneller en weten elkaar gemakkelijker te vinden.”

Cobi: “Ook de methodiek is verbeterd. Tot een jaar of twee geleden werkten we met onafhankelijke voorzitters. Zij konden het CET-md activeren en hadden de regie tijdens de crisis.

Nu werken we met een hoofdaannemer en een procesmanager. Bij een crisis komen de meeste vragen vrijwel altijd bij één instituut binnen. Bij een vervuiling van het rivierwater komen de eerste vragen bijvoorbeeld binnen bij het LCM. We spreken dan af dat dit instituut de hoofdaannemer wordt. De hoofdaannemer informeert en betrekt de andere instituten die voor deze crisis relevant zijn. Het fijne aan deze methodiek is dat de inhoud centraal staat en niet de procedure.”

Marlea: “Ook is het prettig dat onze adviezen nu gebundeld worden. Vroeger moesten we met alle instituten samen tot één advies komen. Dat was soms lastig, want we werken allemaal vanuit een andere expertise. Onze adviezen kunnen soms tegenstrijdig zijn. We brengen al onze adviezen nu samen in één document. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld de burgemeester een afweging maken en een weloverwogen besluit nemen.”

We krijgen in de toekomst met andere type crises te maken. Wat betekent dat voor jullie advisering?
Ron: “Dat we meer onderzoek moeten doen. Na het hoogwater in Limburg, kregen we bijvoorbeeld vragen over het met slib vervuilde water in de overstroomde gebieden. Dit is een voorbeeld van een onderwerp waar we nog te weinig van weten. Er is meer onderzoek nodig om hier in de toekomst goed over te kunnen adviseren.”

Cobi: “We zijn gevraagd monsters te nemen, maar hebben dat uiteindelijk niet gedaan. Het water stroomde zo snel, dat het nemen van een monster op 1 plek op 1 moment weinig zou zeggen over welke chemische stoffen in welke concentraties voor zouden komen.. We hebben toen algemene adviezen gegeven, zoals: ‘Wees voorzichtig met besmeurde voorwerpen. Trek handschoenen en rubber laarzen aan, als je het niet vertrouwt. Wees alert op bacteriële infecties.”

Wat willen jullie de komende jaren doen om de werkwijze nog verder te verbeteren?
Marlea: “Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat je elkaar kent. Binnen onze instituten werken we natuurlijk met experts samen die op de achtergrond meedenken over het advies. We organiseren als CET-md ook inhoudelijke dagen, zodat we de experts van de verschillende instituten beter leren kennen.”

En ik begreep dat jullie dit jaar een convenant hebben afgesloten. Wat houdt dat in?
Matthijs: “In 2020 en 2021 zijn de instituten van het CET-md op een nieuwe manier met elkaar gaan samenwerken. We werken nu met een hoofdaannemer en een procesmanager. Daardoor kunnen de instituten veel meer proactief te werk gaan. Ook is het daardoor laagdrempeliger geworden om elkaar te betrekken bij ‘eenvoudige’ kennis en om elkaar om expertise te vragen. Deze afspraken zijn bestendig gemaakt in een convenant. Dit vervangt het oude convenant dat nog stamt uit de tijd van de oprichting van het nieuwe CET-md in 2014/2015.”

24 mei 2023