Waterschap Limburg: ‘We zijn nu beter voorbereid op een watercrisis’
Het Waterschap Limburg werd tijdens de watercrisis in 2021 op sommige momenten behoorlijk overvraagd. ‘De crisis was veel erger dan we ooit hadden kunnen denken’, zei de dijkgraaf Patrick van der Broeck toen. Welke maatregelen heeft hij inmiddels genomen waardoor het waterschap zo’n crisis nu beter aankan?
“We zijn al tijdens de crisis begonnen om maatregelen te nemen waardoor we bij een volgende crisis beter voorbereid zijn”, zegt Patrick van der Broeck. “Het was voor ons namelijk meteen duidelijk dat er meer geld nodig was om een crisis als deze in de toekomst te proberen te voorkomen. Daarom hebben we al tijdens en vlak na de crisis hoogwaardigheidsbekleders uitgenodigd om aan hen te laten zien wat er hier gebeurd was. Onze boodschap was: we kunnen dit niet alleen. Natuurlijk hebben we een eigen verantwoordelijkheid. Maar we hebben ook nationale steun nodig om dit in de toekomst te proberen te voorkomen.”
Werd daar naar geluisterd?
“Jazeker. Op 15 december 2021 presenteerde het nieuwe kabinet haar regeerakkoord. Hierin stond dat zij 300 miljoen gereserveerd hadden voor maatregelen in de Limburgse beekdalen van de zijrivieren van de Maas. Ook diende het dijkenprogramma versneld te worden.
Dit is later bekrachtigd. Op 14 juli 2022 heeft minister Mark Harbers zijn handtekening gezet onder een bestuursovereenkomst tussen de provincie Limburg, het Waterschap Limburg en het Rijk. In deze overeenkomst staat dat we ons gezamenlijk gaan inzetten om Limburg veiliger te maken.
Er is een Regionale Actietafel geïnstalleerd. Via deze actietafel gaan de provincie, het waterschap, het Rijk en de Limburgse gemeentes uitvoering geven aan het Programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL). Hier is 600 miljoen euro voor beschikbaar gesteld: 300 miljoen vanuit het Rijk en 300 miljoen vanuit de regio. Er wordt gewerkt aan korte- en langetermijnplannen, waarbij we de waterveiligheid willen garanderen.
Maar wateroverlast kunnen we nooit helemaal voorkomen. Daarom willen we op korte termijn, naast de structurele grote maatregelen die in het watersysteem worden uitgevoerd, de inwoners nog beter helpen bij het voorbereiden en beschermen tegen (extreme) overlast. Ik verwacht dat het 10 tot 15 jaar kost om de plannen uit te voeren en Limburg veiliger te maken voor extreem weer in de toekomst.”
Dat is een mooi resultaat. Maar misschien kunnen we geen 10 tot 15 jaar wachten. De volgende crisis kan zich ook morgen al aandienen. Is het waterschap daar nu beter op voorbereid dan 1,5 jaar geleden?
“Jazeker. Toch wil ik wel benadrukken dat die langetermijnvisie ook belangrijk is. We hadden meer geld nodig van het Rijk en de regio’s om Limburg veiliger te maken. Dat soort trajecten duren nou eenmaal lang. Dat had niet sneller gekund.”
Welke maatregelen heb je nu al genomen zodat je beter voorbereid bent op een crisissituatie?
“In de eerste plaats is het crisisbewustzijn binnen onze organisatie enorm verbeterd. De crisis heeft veel impact gehad op alle medewerkers van onze organisatie. Iedereen is zich ervan bewust dat we een crisisorganisatie zijn. Je kunt onze organisatie vergelijken met een brandweer. Tijdens een crisis staan we allemaal klaar om de crisis te bezweren.”
Wat heb je gedaan om medewerkers daar goed op voor te bereiden?
“Alle medewerkers met een cruciale functie hebben inmiddels een crisisopleiding gevolgd. Tijdens deze crisisopleiding leren ze hoe de crisisorganisatie is opgebouwd en wat van hun in een bepaalde rol wordt verwacht. Ook mensen die bij ons nieuw in dienst komen, krijgen te horen dat ze onderdeel gaan uitmaken van een crisisorganisatie.
Alles over opleiden, trainen en oefenen
Bovendien gaan we meer oefenen. Voor de hoogwatercrisis in 2021 wilde ik een keer alle loodsen leegrijden, zodat we al ons materieel tegelijk konden testen. Het was toen moeilijk om daar draagvlak voor te krijgen. Dat is nu echt anders. We blijven jaarlijks oefenen met onze aannemers en hebben dit recent ook al gedaan tijdens de hoogwaterweek op 12 september.”
Tijdens ons vorige interview vertelde je dat het tijdens de crisis lastig was om met twee verschillende veiligheidsregio’s samen te werken, namelijk de veiligheidsregio Limburg-Noord en de veiligheidsregio Zuid-Limburg. Gaat dat nu beter?
“Dat klopt. Die samenwerking verliep moeizaam omdat beide veiligheidsregio’s anders georganiseerd zijn. Wij waren overigens niet de enige organisatie die daar tegenaan liep.
Beide veiligheidsregio’s en onze organisatie hebben inmiddels een evaluatie laten uitvoeren. Deze drie evaluaties zijn samengekomen in een rode draad-analyse. Hier zijn gezamenlijke leerpunten uit gekomen. We zitten nu samen in werkgroepen waar we werken aan oplossingen. Zo zetten we stappen vooruit. Dat heeft als bijkomend voordeel dat we elkaar nu beter kennen waardoor we elkaar tijdens een crisis ook sneller en beter weten te vinden.
Voor ons zou het uiteindelijk het allermooiste zijn als er tijdens een bovenregionale crisis een overkoepelende commandostructuur komt. Dat zou de crisisaanpak voor ons een stuk eenvoudiger maken.”
Ook het informatiemanagement was tijdens de crisis een uitdaging. Welke stappen hebben jullie daarin gezet?
“We hebben een Centrale Regie Kamer (CRK) opgezet. Dat is een ruimte met grote beeldschermen waarop alle relevante data samenkomt. We hadden al plannen voor een CRK voordat de crisis uitbrak. De ruimte was al ingericht, alleen nog niet operationeel. We zouden hier in september 2021 mee van start gaan. De crisis kwam dus net iets te vroeg.”
Peter Hulst, medewerker monitoring: “Het voordeel van de CRK is dat we nu sneller een beter overzicht hebben. We hebben één groot beeldscherm met daarop de kaart van Limburg en verschillende dashboards. De dashboards geven ons inzicht in de situatie van ons watersysteem. De dashboards laten zien, aangegeven met kleuren, wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld: geel betekent dat er extra waakzaamheid geboden is, rood staat voor wateroverlast of langdurige droogte. Ook andere data hebben we hier overzichtelijk in beeld gebracht zoals de waterafvoer, de waterstanden, droogte en bijvoorbeeld de hoeveelheid water die in de Maas stroomt.
Wat heeft de CRK jullie tot nu toe opgeleverd?
“We hebben veel geleerd van de data uit onze systemen. Daardoor hebben we de kritische punten nu scherper in beeld.
En nu we met de CRK bezig zijn, komen er steeds meer ideeën om het nog verder te verbeteren. Je ziet nu bijvoorbeeld in Noord-Limburg een rood icoontje staan. Rood betekent dat er wateroverlast is. Maar het systeem maakt deze locatie rood, omdat er onvoldoende meetgegevens beschikbaar zijn. We gaan een extra rood symbool aan het dashboard toevoegen, zodat er een onderscheid komt tussen wateroverlast en een storing aan de meetapparatuur.
Zo hebben we een hele waslijst aan punten die we willen verbeteren. Het is een lerend proces. Er komen steeds meer ideeën bij. Dus we hebben nu een goede basis. Maar het kost nog zeker 3 tot 5 jaar om het systeem zo ver door te ontwikkelen dat het staat zoals we het graag willen hebben.”
Welke grote verbeteringen willen jullie nog doorvoeren?
Patrick: “We willen graag de weersverwachting en de waterstanden aan elkaar koppelen. Zo kunnen we beter voorspellen hoe hoog de waterstanden worden bij bepaalde weersverwachtingen.
Daarbij is de samenwerking met onze Belgische en Duitse partners en hun systemen en voorspelmodellen van groot belang. Met Interregsubsidie zullen we daar de komende jaren verbeterslagen in maken.
Ook willen we de bodemgesteldheid in het systeem gaan opnemen. In sommige periodes van het jaar neemt de bodem het water op als een spons. In andere periodes stroomt het water over de bodem heen. Bij een overstroming is de wateroverlast dan veel groter. We hebben de eerste stappen gezet met het plaatsen van bodemvochtmetingen. Op projectbasis meten we al de bodemspanning voor onze berekeningen. Dit gaat dan vooral om de stabiliteit van onze waterkeringen.
Het leuke is dat de app van de CRK openbaar is. Waterliefhebbers kunnen dus altijd zien hoe hoog het water staat. En mensen die bij een meetpunt wonen kunnen via de waterstandenapp op tijd een waarschuwing krijgen als er overstromingsgevaar dreigt.”
Betekent dit ook dat hulpverleners tijdens een crisis in de app kunnen zien welke gebieden er geëvacueerd moeten worden?
“Nee, tijdens een crisis loopt de commandostructuur altijd via de veiligheidsregio. Dus de veiligheidsregio bepaalt, samen met de burgemeesters, welke gebieden er geëvacueerd moeten worden. De app heeft een informatief karakter. Het helpt burgers bij de duiding.”
Zijn er meer dingen die na de crisis verbeterd zijn?
“Jazeker. De samenwerking met Duitsland en België bijvoorbeeld. We ontvangen al actuele gegevens van Belgische meetstations, maar we zijn nu ook bezig om meetstations in de Geul in België te plaatsen. Zo weten we beter welke waterhoeveelheden we uit België kunnen verwachten. En we hebben met onze Duitse collega’s afspraken gemaakt over het delen van data.
Ook hebben we, samen met onze Duitse en Belgische collega’s, geïnvesteerd in mobiele keringen, zogenaamde Flood Barriers, die tijdens een crisis een goed alternatief zijn voor zandzakken. Zo helpen we elkaar.
Er zijn nog veel meer thema’s waarop we stappen hebben gezet. We zijn bijvoorbeeld bezig met een pilot waarmee we de zelfredzaamheid van burgers kunnen vergroten. We testen schotten die zij tijdens een overstroming in hun deurpost kunnen plaatsen. We doen er natuurlijk alles aan om een overstroming te voorkomen. Maar mocht het toch nog een keer tot een overstroming komen, dan kunnen zij met deze schotten hun huis beter beschermen.”
Wat is – wat jou betreft – dé ultieme maatregel waarmee Limburg ook op de lange termijn veiliger wordt?
“Het aanpassen van de normen, waarbij een andere norm natuurlijk geen doel op zich is, maar een middel om het gebied anders in te richten. We hanteren in Nederland twee verschillende normen voor de waterveiligheid van een gebied. In de gebieden rondom de grote rivieren is deze norm gebaseerd op de veiligheid van de bewoners. Grote steden, zoals Den Bosch, kunnen niet snel geëvacueerd worden. Daarom zijn er in die steden meer maatregelen genomen om een overstroming te voorkomen, dan in dunbevolkte gebieden waar mensen gemakkelijk snel weg kunnen.
Voor de kleine rivieren gelden andere normen. In die normen wordt er gekeken naar de economische waarde van het gebied. Dus een natuurgebied mag elk jaar overstromen, grasland eens in de 10 jaar, akkerland eens in de 15 jaar en bebouwing eens in de 100 jaar. De veiligheid van de bewoners wordt nauwelijks in deze normen meegewogen. Dus voor een dichtbevolkt gebied, dat moeilijk te evacueren is, gelden andere normen als voor de dunbevolkte gebieden.
Tegelijkertijd zijn we bezig om onze legger klimaatadaptief te maken waarmee ons watersysteem niet alleen tijdens hoog water maar ook tijdens droogte past bij onze waterschapstaak.
Ik zou graag willen dat we voor de gebieden rondom de kleine rivieren een vergelijkbare normeringssystematiek hanteren, gebaseerd op risico’s, net als voor de gebieden rondom de grote rivieren. Voor de korte termijn maakt dit misschien niet zoveel uit. Er is nu namelijk geld vrijgemaakt om Limburg veiliger te maken. Er is een Regionale Actietafel waar we samen met het Rijk, de provincie en vier Limburgse gemeentes afwegen hoe we dat geld het beste kunnen besteden. Dus als we aan die tafel besluiten om in bepaalde gebieden meer te investeren voor de veiligheid van de inwoners, dan gebeurt dat ook. Ik heb er vertrouwen in dat we daar samen op een goede manier uitkomen.
Toch zou ik graag willen dat de normen worden aangepast, zodat de veiligheid van de bewoners van de gebieden rondom de kleine rivieren ook op de lange termijn beter geborgd is.”