Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 5 min

KNMI: ‘We willen crisisorganisaties op maat gaan waarschuwen’

Extreem weer kan leiden tot crisissituaties, zoals overstromingen of ontwrichting in het verkeer. Het KNMI bouwt aan een Early Warning Centre, zodat de samenleving sneller, beter en op maat gewaarschuwd kan worden. Hoe werkt dat precies? Een interview met Rob Sluijter, programmamanager Early Warning Centre van het KNMI.

Het weer wordt steeds extremer en gaat de komende jaren vaker tot crisissituaties leiden. Het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat heeft het KNMI de opdracht gegeven om in de periode tussen 2020 en 2025 een Early Warning Centre op te zetten. “We doen dit als KNMI niet alleen”, zegt programmamanager Rob Sluijter. “We werken daarvoor samen met bijvoorbeeld de veiligheidsregio’s, waterschappen en andere overheidsorganisaties, zoals het RIVM. Zij weten beter wat lokaal of voor hun domein de impact van het gevaarlijke weer zal zijn. Door informatie en systemen op elkaar af te stemmen, kunnen we nog gerichter en in samenwerking waarschuwen.”

Wat bijzonder dat jullie zo nadrukkelijk de samenwerking zoeken met andere organisaties. Waarom is dat belangrijk?
“Omdat zij weten welke impact het weer heeft, bijvoorbeeld op de veiligheid, gezondheid en mobiliteit van mensen. Ik zal een voorbeeld geven. Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) doet veel onderzoek naar blauwalg. Blauwalg groeit bij warm weer in recreatieplassen. Dit geeft zoveel gezondheidsrisico’s dat deze plassen in de zomer wel eens gesloten moeten worden. Als wij weten onder welke weersomstandigheden deze algen het beste groeien, dan kunnen we uiteindelijk een ‘blauwalgwaarschuwing’ maken. Deze waarschuwing kunnen we geven als er een verhoogd risico is op de groei van blauwalg in de plassen, zodat organisaties daar rekening mee kunnen houden.

Zo geldt dat ook voor andere risico’s. Het is bijvoorbeeld de taak van de waterschappen om ons te beschermen tegen wateroverlast en overstromingen. Als wij hen eerder en preciezer informeren over extreme regenval die op komst is, kunnen zij ook eerder de juiste maatregelen treffen.”

Maar jullie geven toch al weersverwachtingen en – waarschuwingen. Wat willen jullie anders gaan doen?
“We willen beter inzichtelijk gaan maken welke impact het weer mogelijk kan hebben. We kunnen bijvoorbeeld de verwachting uitspreken dat er een storm op komst is met een windkracht 9 of 10. Maar mensen hebben vaak geen goed beeld van de impact die die storm zal geven.

Het KNMI wil beter inzichtelijk gaan maken welke impact het weer mogelijk kan hebben

We zullen de komende jaren de mogelijke impact steeds lijdender maken in onze verwachtingen met als einddoel dat we kunnen berekenen wat de mogelijke overlast of schade zou kunnen zijn. Dat betekent dat we in de toekomst bijvoorbeeld uiteindelijk kunnen melden: ‘Er is een storm op komst die zo hevig is in dit specifieke gebied dat er naar verwachting 5% van de bomen kan omwaaien’. Bovendien kunnen we meer details geven. We kunnen steeds beter aangeven hoe laat de storm aankomt en hoe waarschijnlijk het is dat deze verwachting uitkomt.”

Je noemt nu verschillende, zeer uiteenlopende cases. Wat zijn concreet je doelen? Waar werken jullie naartoe?
“Toen we deze opdracht kregen, kwamen we al snel tot de conclusie dat we een groot aantal doelen nastreven. Dat maakt het complex. Daarom hebben we deze samengebracht in vijf kerndoelen, namelijk:

  • ruimtelijk gedetailleerd;
  • early (vroegtijdig);
  • impact en handelingsperspectief centraal stellen;
  • de inzet van moderne communicatiemiddelen en
  • de advisering door medewerkers aan afnemers.

We hebben nu verschillende projecten waarin we aan deze kerndoelen werken. Zo werken we naar het grotere einddoel toe.”

Kun je een voorbeeld noemen van een project dat aansluit bij het kerndoel ‘ruimtelijk gedetailleerd’?
“We willen dat onze waarschuwingen lokaler worden en meer details bevatten. Het is inmiddels mogelijk om per bui te zien of deze gepaard gaat met gevaarlijk weer, zoals grote hagel. In de toekomst kunnen we dus per gevaarlijke bui kort van tevoren, tot maximaal 1 uur, een waarschuwing geven.

We zijn hiermee aan de slag gegaan. Om te toetsen of de uitgifte van zulke waarschuwingen aansluit bij de behoefte van veiligheidsregio’s, hebben we dit aan hen voorgelegd. Is er zo kort voordat een bui naar verwachting losbarst nog voldoende tijd en handelingsperspectief om iets met de waarschuwing te doen?

Het is inmiddels mogelijk om per bui te zien of deze gepaard gaat met gevaarlijk weer, zoals grote hagel

Een goed voorbeeld zijn de gevaarlijke hagelbuien die in 2016 over Zuidoost Brabant trokken. Enorme hagelbuien vernielden kassen. Al het glaswerk kwam naar beneden en normaal gesproken zijn daar mensen aan het werk. Als wij hen een half uur van tevoren kunnen waarschuwen, hebben zij nog de tijd om naar een veilige plek te gaan.”

Kun je ook een voorbeeld noemen van een project dat aansluit bij het kerndoel early (vroegtijdig)?
“We willen onze verwachtingen eerder met organisaties gaan delen. De stormen van eind februari zagen we bijvoorbeeld al dagen van tevoren aankomen. We zijn wettelijk verbonden aan waarschuwingstermijnen. We mogen maximaal 48 uur van tevoren waarschuwen voor code geel en 24 uur van tevoren voor code rood. Maar we kunnen wel al veel eerder informatie geven, bijvoorbeeld over de kans op veel wind op een termijn van een week. Dit geeft kansen voor vroegtijdige alerteringen.

Het KNMI wil crisisorganisaties eerder informeren, bijvoorbeeld over de kans op sneeuwstormen

We zouden onze partners, zoals de veiligheidsregio’s, dus al eerder bruikbare informatie kunnen geven. Dat zou kunnen betekenen dat zij 7 dagen van tevoren te horen krijgen dat er 20% kans is op veel wind. Drie dagen van tevoren is die kans bijvoorbeeld al 40%. Hoe dichter de datum bij komt, hoe zekerder de verwachting wordt. Door eerder dat soort informatie te delen, kunnen zij zich eerder voorbereiden op het naderende slechte weer. Dat geldt ook voor andere weertypes. Als we eerder communiceren dat er kans is op sneeuw, kan Rijkswaterstaat er eerder voor zorgen dat de strooiploegen klaar staan.”

Het derde kerndoel is ‘impact en handelingsperspectief centraal stellen’. Hoe moet ik dat voor me zien?
“We willen meer informatie geven over de impact die het weer heeft en het handelingsperspectief dat de mensen en organisaties hebben. Een bekende uitspraak is: ‘It is not what the weather wil be, but what the weather wil do’.

Onze partners lopen natuurlijk niet elke dag een risico. Ze hebben alleen een waarschuwing nodig bij specifieke weertypes en omstandigheden. Daarom willen we het mogelijk maken om een profiel in te stellen waarin ze kunnen aangeven onder wat voor omstandigheden ze welke informatie nodig hebben.

Voor de brandweer van een veiligheidsregio is het bijvoorbeeld belangrijk om gewaarschuwd te worden als er zware windstoten op komst zijn. We kunnen hen waarschuwen als we windstoten verwachten die boven een bepaalde waarde uitkomen. Vervolgens kunnen we hen meer informatie over dit weertype geven, bijvoorbeeld hoe laat we die windstoten in dat gebied verwachten en hoe groot de kans is dat het gebeurt.”

Zijn jullie daarover al in gesprek met jullie partners?
“Ja. We hebben een pilot lopen met de zes zuidelijke veiligheidsregio’s. Het verrassende is dat de informatie die zij willen hebben soms veel eenvoudiger is dan wij vooraf hadden gedacht. We hebben echt een schat aan informatie over alle soorten weertypes. Maar de brandweermensen vertelden ons - heel praktisch - dat zij tijdens een brand vooral willen weten wat de windrichting is. We zijn nu aan het kijken hoe we dat het beste voor hen kunnen inrichten, zodat die informatie automatisch in hun systemen verschijnt. Dit is een leertraject waarbij we de informatie die we geven steeds beter afstemmen op wat zij graag willen krijgen.

Maar er is meer. We zijn bijvoorbeeld samen met het NIPV aan het kijken hoe we kunnen bijdragen aan het bestrijden van natuurbranden. Wij kunnen hen bijvoorbeeld informeren als we een zeer droge periode zien aankomen. Vervolgens kunnen we, als er brand is, meer gedetailleerde informatie geven, bijvoorbeeld over de windrichting en de temperatuur. We gaan simulaties doen, zodat we gaan zien hoe dit in de praktijk uitpakt.”

Het vierde kerndoel is de inzet van moderne communicatiemiddelen. Waar moet ik dan aan denken?
“We communiceren nu vooral via onze website. Onze professionele afnemers en het publiek vragen van ons om ook in te zetten op andere communicatiemiddelen, zoals een app. Maar ook webbased-dashboards die door gebruikers zelf kunnen worden ingericht, is een manier om veel gerichter per doelgroep informatie te ontsluiten.”

Er zijn al verschillende weer-apps van commerciële bedrijven, zoals Buienradar. Waarom is het belangrijk dat het KNMI daar nog een app aan toevoegt?
“Het is natuurlijk prima dat zij een app hebben en wij willen die commerciële bedrijven op geen enkele manier in de wielen rijden. Maar zodra het over de veiligheid van Nederland gaat, hebben wij als overheid wel een wettelijke zorgplicht.

Burgers en organisaties moeten dan altijd bij het KNMI terecht kunnen voor betrouwbare informatie, bijvoorbeeld via die waarschuwings-app. De waarschuwingen zullen ook voor derden eenvoudig in te lezen zijn in hun systemen en app’s. Dat vindt het KNMI belangrijk. Hoe meer de waarschuwing wordt verspreid, hoe kleiner de kans op schade en letsel.”

Het laatste kerndoel is de advisering door medewerkers aan afnemers. Kun je daar een voorbeeld van geven?
“Bij de opschaling naar code oranje of rood heeft het KNMI overleg met het WeerImpactTeam. In dit team zitten de Departementale Coördinatiecentra (DCC IenW, voorzitter), het Nationaal Crisiscentrum (NCC), het Verkeerscentrum Nederland (VCNL), het Landelijk Operationeel Crisiscoördinatiecentrum (LOCC) en ProRail. Zij hebben de kennis van de gevolgen van het weer op de weg, op het spoor en op het water. Ook hebben zij een landelijke overzicht van geplande evenementen. Dit team voert na de uitgifte van code oranje, of eerder als daar aanleiding toe is, een impactanalyse uit met als basis de weersverwachting van het KNMI. Deze analyse van de mogelijke impact van het weer op de maatschappij, leidt tot een advies. Op basis daarvan besluit het KNMI over de uitgifte van code rood.

Om de impactschattingen verder te verbeteren wordt er, onder leiding van het DCC I&W, gewerkt aan een impacttool: een hulpmiddel om op een gestructureerde en gestandaardiseerde manier een inschatting te maken van de mogelijke impact.”

Hoe verwacht je dat het Early Warning Centre zich de komende jaren ontwikkelt?
“Ik verwacht dat het stap voor stap gaat. Het zal geen big bang zijn. We hebben ruim 20 projecten waarin we stappen zetten. Zo weten we steeds beter welke informatie onze partners nodig hebben en hoe we onze processen daar steeds beter op kunnen inrichten. Daarmee versterken we de ketens en we leren elke dag bij. Zo werken we samen naar het grotere doel: een goed werkend Early Warning Centre.”

21 maart 2022