Interview

Jaap Donker, trekker van het Programma Weerbaarheid namens de RCDV

Foto: Rob Jastrzebski

Jaap Donker, trekker van het Programma Weerbaarheid namens de RCDV

Rob Jastrzebski
Tekst:
Rob Jastrzebski
Verwachte leestijd: 4 min

Veiligheidsregio’s aan de slag met noodsteunpunten

Demissionair minister David van Weel van Justitie en Veiligheid maakte op 15 mei bekend dat het kabinet financiële middelen beschikbaar stelt voor de inrichting van een landelijk netwerk van noodsteunpunten. Jaap Donker, trekker van het Programma Weerbaarheid namens de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio en NIPV, licht toe voor welke opgave de veiligheidsregio’s en hun crisispartners staan.

Er moet nog veel gebeuren voordat alle burgers in Nederland terecht kunnen op een noodsteunpunt binnen acceptabele afstand van hun woonadres. Locaties moeten worden verworven en ingericht, personeel om de steunpunten te bemensen moet worden geworven en getraind en de bevolking moet via communicatiecampagnes worden geïnformeerd over het bestaan van de noodcentra en over de hulp en steun die ze daar kunnen krijgen. Het Rijk heeft middelen beschikbaar gesteld voor pilots voor de ontwikkeling van noodsteunpunten, om te leren op weg naar een passend en werkbaar systeem, zodat vanaf 2027 kan worden gewerkt aan landelijke inrichting. Dan komen er ook meer middelen beschikbaar en is er een beter beeld van het maatwerk dat soms nodig is.

Scenario’s
“We zetten de noodsteunpunten op voor crisissituaties waarin we ervan uitgaan dat niets meer werkt gedurende langere tijd”, begint Jaap Donker. “Denk aan een grootschalige en langdurige stroomuitval of de uitval van andere vitale nutsvoorzieningen of digitale diensten. Scenario’s die uiteenlopende aanleidingen kunnen hebben, zoals extreem weer, een aanslag of sabotage."

"We zagen eind april de maatschappelijke effecten van de grootschalige stroomuitval in Spanje en Portugal. We moeten met elkaar vaststellen op welke scenario’s we ons willen voorbereiden en welke vormen van hulp en ondersteuning we dan vanuit die noodsteunpunten willen organiseren om ervoor te zorgen dat de samenleving kan blijven draaien en mensen de noodzakelijke hulp kunnen krijgen.”

Eerste contouren
De veiligheidsregio’s werken samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om het beoogde landelijke netwerk te realiseren. Maar hoeveel zijn er nodig en welke functies krijgen de locaties? Jaap Donker: “We werken momenteel samen met de VNG een visie uit, met uitgangspunten voor wat de noodsteunpunten aan functies en voorzieningen moeten leveren. Die uitgangspunten worden in juni in het algemeen bestuur van het Veiligheidsberaad besproken. De hoofdlijnen liggen er al. Zo is voor het Rijk een belangrijk uitgangspunt dat iedere Nederlander binnen 15 minuten op loop- of fietsafstand een noodsteunpunt moet kunnen bereiken. Daaruit volgt hoeveel locaties nodig zijn; landelijk ruim 4500. De circa 950 lokale brandweerkazernes en –posten zullen in ieder geval de functie van noodsteunpunt voor weerbaarheid krijgen, aangevuld met nog zo’n 3600 andere lokale voorzieningen die voor burgers herkenbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn.”

De circa 950 lokale brandweerkazernes en –posten zullen in ieder geval de functie van noodsteunpunt krijgen

De noodsteunpunten kunnen volgens Jaap een rol spelen bij de distributie van nooddrinkwater en noodvoedselpakketten. Ze kunnen daarnaast dienen als eerstehulppost en noodcommunicatiepost waar burgers hulp voor noodsituaties kunnen inroepen. “Een belangrijke voorwaarde is dat de steunpunten een noodstroomvoorziening hebben en beschikken over communicatiemiddelen voor situaties waarin de elektriciteitsvoorziening en de reguliere communicatienetten zijn uitgevallen. Dat moeten we samen met andere crisisbeheersingspartners en lokale vrijwilligers gaan organiseren, inclusief de bemensing.”

Noodstroom
Er is volgens Jaap een forse investering nodig om de steunpunten op noodstroom te laten functioneren, want op lang niet alle beoogde locaties is onafhankelijke stroomvoorziening aanwezig: “Op dit moment heeft nog geen vijftien procent van de brandweerposten in Nederland een noodstroomvoorziening. Dat is een zwakke schakel in de voorbereiding op situaties met langdurige stroomuitval, ook bij andere overheidsdiensten overigens. Het bedrijfsleven heeft zijn noodstroomvoorziening over het algemeen beter voor elkaar dan de overheid. Het is zaak dat we daar verandering in brengen, want als alle diensten en voorzieningen uitvallen, moeten we erop vertrouwen dat de meest basale vormen van hulp- en steunverlening vanuit die lokale steunpunten blijven functioneren.

Nog geen 15% van alle brandweerposten heeft noodstroom

Ik vergelijk het maar met de veiligheidsvoorschriften aan boord van vliegtuigen. Daar wordt in de briefings bij vertrek benadrukt dat, als de cabinedruk wegvalt, je eerst zelf een ademmasker moet opzetten en daarna pas anderen gaat helpen. Als overheid moeten we ook eerst onze eigen zaken qua weerbaarheid en noodhulp op orde brengen, voordat we in staat zijn burgers optimaal te helpen.”

Differentiatie
Zoals gezegd zijn de 950 nog operationele brandweerposten in Nederland niet voldoende voor een landelijk dekkend netwerk. Jaap beaamt dat er altijd plaatsen zullen zijn in landelijk en dunbevolkt gebied, waar een weerbaarheidssteunpunt moeilijk te realiseren is en niet iedere woonkern heeft een brandweerpost. “Waar nog wel een brandweerpost is, is dat vaak het laatste lokale ‘gezicht van de overheid’. Politiebureaus zijn er nauwelijks meer en ook gemeentehuizen zijn door gemeentefusies in veel kernen verdwenen. De brandweerposten zijn voor burgers dus herkenbare plaatsen, maar hetzelfde geldt voor buurthuizen, wijkcentra of sportvoorzieningen die mensen kennen. Ook die kunnen als noodsteunpunt worden ingericht.”

Ook herkenbare plekken, zoals een bibliotheek, kunnen als steunpunt worden ingericht

Of al die locaties ook aan het volledige pakket randvoorwaarden moeten voldoen en allemaal dezelfde functionaliteiten moeten krijgen, is volgens Jaap de vraag. Hij heeft een gedifferentieerd model voor ogen, met grotere steunpunten die een centrale functie hebben en kleinere onderliggende steunpunten aansturen. “Bij de brandweerposten is er onderscheid tussen beroepsbrandweerkazernes en vrijwilligersposten. Een model waar we binnen de Veiligheidsregio Utrecht op studeren is om de grotere brandweerposten met, al dan niet gedeeltelijke, beroepsbezetting vooral een coördinerende en sturende rol in het netwerk te geven. Onze verwachting is dat, bijvoorbeeld in de stad Utrecht, inwoners beter bekend zijn met openbare voorzieningen in hun eigen wijk, zoals een buurtcentrum of bibliotheek, dan met een brandweerkazerne. We moeten gebruik maken van die herkenbaarheid van maatschappelijke of culturele voorzieningen.”

De Veiligheidsregio Utrecht is in overleg met de gemeente Utrecht en andere gemeenten in de regio en wil een pilot met noodsteunpunten opzetten om ervaring op te doen in verschillende omgevingen: grootstedelijk en kleinschalige dorpen. Ook zullen er enkele scenario-oefeningen worden georganiseerd om de organisatie, bemensing en logistiek te testen en te trainen.”

Veranderende rol Defensie
Los van de techniek en logistiek is ook de bemensing nog een opgave, zeker als het nodig is om de steunpunten langere tijd operationeel te houden. Het Nederlandse Rode Kruis, EHBO-verenigingen, reddingsbrigades en bedrijfshulpverleners zijn potentiële bronnen voor kennis en ‘helpende handen’.

“Er is landelijk een groot vrijwilligerspotentieel van mensen die op enigerlei wijze veiligheids- en EHBO-kennis bezitten en die daarnaast bereid zijn anderen te helpen. Maar wellicht kan ook Defensie een rol spelen. De krijgsmacht werkt aan een forse versterking van haar capaciteit en slagkracht met het oog op een mogelijke toekomstige oorlogssituatie. Als we daadwerkelijk in die situatie terechtkomen is de hoofdmoot van de Defensieorganisatie volledig gericht op militaire taken. Dat wil zeggen dat het leveren van ondersteuning aan civiele crisisbeheersing dan niet meer vanzelfsprekend is. Ook om die reden is het belangrijk dat we vanuit de weerbaarheidsopdracht zoeken naar alternatieve structuren en bredere inzet van vrijwilligers uit alle geledingen van de samenleving om in crisistijd noodhulp en steun aan kwetsbaren te leveren.”

Defensie wil 200.000 extra reservisten werven, die ook nationale taken op het Nederlands grondgebied krijgen. Die zouden in bepaalde crisisscenario’s misschien wel een bijdrage kunnen leveren aan de bemensing en organisatie van het noodsteunpuntennetwerk. Jaap geeft aan dat de veiligheidsregio’s nog veel meer kunnen betekenen bij de civiele bescherming en dat Defensie hierbij kan ondersteunen via haar derde hoofdtaak. “Niet in de vorm van de ‘oude organisatie Bescherming Bevolking (BB)’, maar als een 21e-eeuwse variant die past bij het DNA en het civiele karakter van de veiligheidsregio’s. Met passende middelen is zo elke Defensie-gulden een daalder waard bij de veiligheidsregio’s.”

Communicatie
Tegelijk met het opzetten van de noodsteunpunten wordt ook de communicatie met de bevolking geïntensiveerd, eveneens een schakel in het versterken van de weerbaarheid van de samenleving. De rijksoverheid voert al informatiecampagnes uit om mensen op te roepen om 72 uur zelfredzaam te zijn met een noodpakket voedsel, drinkwater en eerstehulpmateriaal. In die communicatiestrategie moeten burgers ook handelingsperspectief aangereikt krijgen voor uiteenlopende crisissituaties. Zo moeten mensen weten welke voorzieningen in hun directe omgeving in een crisissituatie als noodsteunpunt worden gebruikt en met welke hulp- en steunvragen zij daar terecht kunnen.

Jaap besluit: “Dat publieke bewustzijn van crisisdreiging en handelingsperspectief heeft een flinke boost nodig. In de stabiele en veilige samenleving van de afgelopen decennia hebben we de zelfredzaamheid van burgers grotendeels weggeorganiseerd. De boodschap was dat hulpverlening en crisisbeheersing primair een taak is voor professionals: ‘De overheid lost het voor u op’. Maar we moeten onderkennen dat zich situaties kunnen voordoen waarin de overheid wordt overvraagd, zodat mensen enige tijd op zichzelf zijn aangewezen, met een stelsel van noodsteunpunten als vangnet. Want we kunnen mensen wel oproepen om voor minimaal 72 uur zelfredzaam te zijn, maar er is een flinke groep kwetsbare en minder zelfredzame mensen die daar wel ondersteuning bij nodig heeft.”

Om dit bewustzijn maatschappijbreed te versterken, moet de samenleving als het ware worden ‘bijgeschoold’. Jaap: “Wellicht kunnen bijvoorbeeld ook de diverse ‘Risk Factories’ weerbaarheid meer meenemen als thema om jongeren bewuster te maken van de handelingsperspectieven in crisistijd. Dat thema past heel goed in het pakket dat zij aanbieden.”

17 juni 2025