Luc Dietz en Mark van Barreveld in de tijdelijke LOCC-ruimte
Luc Dietz en Mark van Barreveld in de tijdelijke LOCC-ruimte
Luc Dietz en Mark van Barreveld in de tijdelijke LOCC-ruimte
Luc Dietz en Mark van Barreveld in de tijdelijke LOCC-ruimte
“Bij een grote ramp moet er waarschijnlijk meer capaciteit komen, bijvoorbeeld uit Europa of door meer gebruik te gaan maken van de hulp van burgers en bedrijven”, zegt Luc Dietz, hoofd LOCC en kwartiermaker KCR2. Al die capaciteiten komen vanaf januari 2026 samen in een nieuw landelijk verbindingsplatform. Hoe gaat dat eruit zien? We namen een kijkje en spraken met Luc Dietz en met Mark Barreveld, adviseur crisisbeheersing en brandweerzorg bij LOCC-KCR2.
Aan dynamiek geen gebrek; het gebouw in Huis ter Heide, dat wordt beheerd door de Landelijke Meldkamer Samenwerkingsorganisatie van de politie, wordt ingrijpend verbouwd. Het LOCC is tijdelijk verhuisd naar een andere vleugel, in afwachting van de realisatie van de nieuwe werkruimten. Begin 2026 moet er, zowel technisch-bouwkundig als organisatorisch, een knooppunt voor veiligheid en crisisbeheersing staan dat klaar is voor de operationele uitdagingen waarmee de veiligheidsregio’s en het landelijk crisisbeheersingsstelsel de komende jaren worden geconfronteerd.
Hybride dreigingen
En dat zijn er nogal wat. Luc Dietz, hoofd LOCC en kwartiermaker KCR2, belicht de ‘hybride dreigingen’ voor de nationale veiligheid, waarop het Nederlandse crisisbeheersingsstelsel zich momenteel nadrukkelijk aan het voorbereiden is.
De wereld verandert in rap tempo: de oorlog in Oekraïne duurt al drie jaar en de spanningen tussen Rusland en de NAVO nemen toe. Europa staat continu bloot aan de dreiging van sabotage, cyberaanvallen en escalatie in een gewapend conflict tussen ‘oost’ en ‘west’ is niet ondenkbaar. Dan zijn er nog de voortdurende dreiging van extremisme en jihadisme, maatschappelijke polarisatie en radicalisering en de toenemende dreiging van natuurrampen als gevolg van klimaatverandering. Crisismanagers hebben grote vraagstukken op hun bordje liggen en Nederland zal stevig moeten investeren in versterking van weerbaarheid, crisisbeheersing en civiele bescherming.
Nieuwe strategieën
Luc: “Over de hele breedte van het crisisbeheersingsdomein wordt gewerkt aan nieuwe strategieën voor grootschalige crisisbeheersing, mede met het oog op de toenemende hybride dreigingen. Materiële en personele capaciteiten moeten worden versterkt en hetzelfde geldt voor de coördinatie en besluitvorming voor grootschalige complexe crises. Vraagstukken waarbij KCR2, als verbindend platform voor 75 landelijke en regionale organisaties op het gebied van hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing, een belangrijke schakelfunctie heeft.”
Over de te versterken capaciteiten laat Luc geen twijfel bestaan; momenteel zijn de beschikbare gezamenlijke capaciteiten van de veiligheidsregio’s niet afdoende voor een intensieve en langdurige respons bij een grootschalige ramp of crises. Bijvoorbeeld in het geval dat Nederland te maken krijgt met meerdere grote aanslagen gelijktijdig, grootschalige sabotage of effecten van militaire operaties. Maar ook niet als in tijden van extreme droogte ons land door meerdere grote natuurbranden gelijktijdig zou worden getroffen.
Die organisatie van grootschalig en bijzonder optreden volstaat wel bij het optreden bij één ‘flitsramp’ van beperkte duur, waarbij grootschalige inzet en specialistische expertise wordt gevraagd, maar niet als zich meerdere grootschalige rampen of crises gelijktijdig voordoen. Luc: “Dan ontstaat, uitgaande van de huidige paraatheid en capaciteit, schaarste en moeten wellicht bestuurlijke keuzes worden gemaakt: waar zetten we wel bovenregionale bijstand in en waar niet?”
Alternatieve capaciteiten
De veranderende realiteit vraagt volgens Luc om uitbreiding van capaciteit, operationele reserves in alle kolommen en strategisch crisismanagement op bovenregionaal niveau. Maar ook moet volgens hem worden nagedacht over alternatieve capaciteiten voor de rampentaken die nu door Defensie worden uitgevoerd, als ‘derde nationale hoofdtaak’. “De veiligheidsregio’s kunnen nu een beroep doen op menskracht en specialistische capaciteiten van Defensie. Als de spanning tussen Rusland en de NAVO verder oploopt is die defensiebijstand niet meer gegarandeerd.
De krijgsmacht is dan met heel andere dingen bezig, die dan prioriteit krijgen. We zullen dus moeten nadenken over hoe we extra capaciteit voor ondersteuning van de rampenbestrijding moeten organiseren in die situaties. Daar worden strategieën voor uitgewerkt, zoals het aanvragen van internationale bijstand onder de vlag van het European Civil Protection Mechanism. Dat is de EU-structuur die ook de inzet van rampenteams, zoals USAR, bij grootschalige rampen zoals aardbevingen binnen en buiten Europa coördineert. Nederland heeft nog nooit gebruik gemaakt van die structuur met het aanvragen van buitenlandse bijstand. Maar we kunnen niet uitsluiten dat dat op een dag een keer nodig is, dus moeten we er ook mee gaan oefenen.”
Civiele bescherming
Een ander aspect dat de KCR2-kwartiermaker aansnijdt en waar Nederland sinds het einde van de koude oorlog geen kennis en ervaring meer mee heeft, is ‘civiele bescherming’. Na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland een uit vrijwilligers bestaande Organisatie Bescherming Bevolking (BB), maar die is halverwege de jaren ‘80 opgeheven. Omringende Europese landen beschikken nog wel over aparte civiele beschermingsorganisaties.
Luc: “Er wordt door de Rijksoverheid samen met de veiligheidsregio’s nu weer gestudeerd op het formeren van een nieuwe vorm van civiele bescherming, waarin overheid, burgers en bedrijven samen kunnen werken om (vrijwilligers)capaciteiten, materialen en logistiek te organiseren, maar ook om de lokale weerbaarheid te versterken. Daar zijn lokale steunpunten voor nodig om die capaciteiten te verbinden en te coördineren, bijvoorbeeld de ruim 900 brandweerkazernes, maar ook politiebureaus en gemeentehuizen. Die steunpunten moeten voorzieningen hebben zoals noodstroom en (nood)verbindingen, waar burgers terecht kunnen met hulpvragen in tijden waarin bijvoorbeeld vitale communicatienetwerken of elektriciteit zijn uitgevallen.”
Landelijk Projectteam
Alle genoemde situaties en gebeurtenissen zijn bij uitstek scenario’s waarin de rol van KCR2 als landelijk verbindingsplatform tussen rijk en regio’s tot zijn recht komt. Een plek waar vraag en aanbod van hulpverlenings- en crisisbeheersingscapaciteiten bijeen worden gebracht, inzet van die capaciteiten wordt gecoördineerd en zo nodig ook knopen worden doorgehakt.
Luc schetst hoe KCR2 na de realisatie begin 2026 die rol kan invullen: “In de ‘koude fase’ monitort het nieuwe Informatie en Coördinatie Centrum van LOCC-KCR2 continu de staat van de veiligheid en de paraatheid van capaciteiten in Nederland. We willen in de warme fase gaan werken met een flexibele landelijke staf van vijf tot zes functionarissen, die bij grote bovenregionale of landelijke calamiteiten voor een gezamenlijk operationeel beeld kan zorgen en indien nodig, namens het bevoegd gezag van voorzitters veiligheidsregio of de minister, kan coördineren of zelfs sturen.
Om continu zo’n staf te kunnen bemensen hebben we circa 35 flexibele medewerkers nodig. Dit jaar gaan we deze mensen werven. Die staf is de kern van een coördinatiestaf in de warme fase die, afhankelijk van gevraagde expertise, kan worden aangevuld vanuit relevante kolommen of vanuit een flexibele schil. LOCC-KCR2 kent straks drie flexibele schillen: voor het Europese Civil Protection Mechanism, voor de crisisbeheersing in Europees Nederland en voor de crisisbeheersing in Caribisch Nederland. In totaal naar schatting ongeveer 120 personen, afkomstig uit de veiligheidsregio’s, operationele diensten en functionele partners. Zoals Defensie, waterschappen en Rijkswaterstaat.
Bestuurlijke keuzes
In een situatie waarin daadwerkelijk schaarste ontstaat en meerdere regio’s een beroep doen op dezelfde schaarse hulpverleningscapaciteit en specialismen, moeten bestuurlijke keuzes worden gemaakt, op regionaal of landelijk niveau. LOCC-KCR2 zorgt voor een optimale verbinding tussen de betrokken regio’s en partners om uiteindelijk te kunnen prioriteren waar welke bijstand naar toe gaat. Dit is geen eenvoudig proces, want er zijn veel belangen en als we echt meerdere grote incidenten tegelijk hebben, kan de capaciteit tekortschieten en moeten we kiezen welk bijstandspotentieel waarheen gaat.
Landelijk Projectteam
Naast de genoemde structuur voor crisiscoördinatie bij acute (flits)crises, komt er ook een Landelijk Projectteam, gericht op het managen van complexe en langdurige crises met een langere doorlooptijd, van maanden of zelfs jaren. Dit als gevolg van de lessen die zijn geleerd tijdens de coronapandemie, toen Nederland twee jaar lang perioden van op- en afschaling van het crisismanagement doormaakte. Het Landelijk Projectteam dat dergelijke langdurige crises moet kunnen managen, wordt dit jaar voorbereid, zodat het vanaf 2026 ook daadwerkelijk ingezet kan worden.
Actiecentrum Natuurbranden
Een concrete functionaliteit gericht op een specifiek crisistype, dat nu al operationeel is en nog verder wordt uitgebouwd, is het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden. Ook hier draait het om het managen van vraag en aanbod van specialistische capaciteiten, geënt op het scenario ‘grootschalige natuurbrand’. Onderzoeken van het NIPV en klimaatscenario’s van het KNMI tonen aan dat ook Nederland de komende jaren in toenemende mate te maken kan krijgen met meer en grotere natuurbranden.
Internationaal zijn er legio voorbeelden van de enorme impact van onbeheersbare natuurbranden en de keteneffecten die zij kunnen hebben in termen van maatschappelijke ontwrichting, evacuaties en opvang en schade aan infrastructuur. Recent in het metropoolgebied Los Angeles, maar de afgelopen jaren ook met regelmaat in mediterrane landen en, dichter bij huis, in Londen. Daar ontstonden in juli 2022 op de heetste dag in de Britse geschiedenis tientallen gras- en vegetatiebranden, die oversloegen op bewoonde gebieden en tientallen woningen en andere gebouwen in de as legden. De grootste brandweerorganisatie van Engeland werd totaal overvraagd en kon op veel plaatsen geen hulp meer bieden.
Landelijk Crisisplan
Mark van Barreveld, adviseur crisisbeheersing en brandweerzorg bij LOCC-KCR2: “Zo’n situatie is ook in Nederland zeker niet ondenkbaar, doordat ons land dichtbevolkt is en op veel plaatsen woon-, werk- en zorgfuncties grenzen aan of liggen in natuurgebieden. In 2021 zagen we bij twee gelijktijdige grote natuurbranden in de Meinweg in Limburg en De Peel in Brabant al wat een enorm beroep die twee branden deden op de beschikbare specialistische natuurbrandcapaciteit van de veiligheidsregio’s en helikopterinzet van Defensie. Uiteindelijk is vanuit bijna heel Nederland gedurende meerdere dagen bijstandspotentieel ingezet.
Als ook Nederland op een dag te maken krijgt met een Londen-achtig scenario, zal strategisch moeten worden gecoördineerd en beslist over de inzet van aangevraagde bijstand. Dat is de taak die het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden heeft. Het is al opgezet na de branden in De Peel en De Meinweg en wordt dit jaar verder geformaliseerd. Ook wordt gewerkt aan een Landelijk Crisisplan Natuurbrand, als onderdeel van de Nationale Veiligheidsstrategie, het raamwerk voor de organisatie van grootschalige natuurbrandbeheersing in Nederland. Als blijkt dat de functie van het Landelijk Actiecentrum voor het scenario natuurbrand goed uit de verf komt, willen we de structuur ook gaan toepassen op andersoortige crisisscenario’s.”