Reportage

Paneldiscussie tijdens de boekpresentatie

Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 7 min

Boek met waardevolle lessen: ‘We brengen ideeën samen die anders onderbelicht blijven’

Het is belangrijk om te leren van de deskundigen uit de praktijk. Daarom heeft crisisexpert Gert-Jan Ludden 40 ervaringsdeskundigen gevraagd om een bijdrage te leveren aan zijn boek ‘Crisisbeheersing, waardevolle lessen’. “Zij hebben hoofdstukken aangeleverd met inzichten en ideeën die anders onvoldoende voor het voetlicht komen”, vertelt hij. We bezochten de boekpresentatie en interviewden initiatiefnemer Gert-Jan Ludden en vier auteurs.

Gert-Jan Ludden gaf eind september een boekpresentatie. In zijn inleiding vertelt hij dat we in Nederland slecht zijn in het leren van crises. “Na een grote crisis volgt er meestal een onderzoek, bijvoorbeeld van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Die onderzoeken duren vaak lang en verliezen daardoor hun scherpte. Als je echt van een crisis wil leren, is het belangrijk om te luisteren naar de ervaringen van deskundigen. Ik vind het belangrijk om die lessen te borgen. Daarom heb ik 40 deskundigen gevraagd om een bijdrage te leveren aan het boek ‘Crisisbeheersing, waardevolle lessen’, zodat we allemaal van hun ervaringen kunnen leren.”

Je hebt 40 crisisexperts gevraagd om een bijdrage te leveren. Wat vond je belangrijk in de selectie?
“Ik heb er vooral voor gezorgd dat er veel diversiteit in zit. Er zit bijvoorbeeld een bijdrage in van Eelco Dykstra. Hij heeft veel internationale ervaring en hij vertelt in zijn bijdrage over de 9 knelpunten die ons in de weg zitten bij het in de praktijk brengen van geleerde lessen. Daarnaast heb ik ervaren Nederlandse bestuurders gevraagd om een bijdrage te leveren, zoals de oud-burgemeester Bas Eenhoorn, Han ter Heegde, burgemeester van gemeente Gooise Meren en Sebastiaan van ’t Erve, burgemeester van Lochem.

Tijdens de boekpresentatie gaven enkele auteurs een toelichting op het hoofdstuk dat ze geschreven hebben. De toehoorders in de zaal kregen de gelegenheid om vragen te stellen

Bovendien heb ik specialisten van één specifiek vakgebied om een bijdrage gevraagd. De bijdrage van Marcel van Oirschot van het cybersecurity-bedrijf Hunt & Hackett is daar een voorbeeld van. En ik heb ervoor gezorgd dat de bijdrages een goede mix zijn tussen ervaringen van experts van de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.”

Wat viel je op in de bijdrages die zij leverden?
“Dat zij vaak knelpunten en elementen noemen waar ik zelf ook nog nooit bij stil had gestaan. Kijk, de grote knelpunten in crisisbeheersing kennen we natuurlijk wel. Dat is niet verrassend meer. Maar in de bijdragen van deze deskundigen las ik ook veel knelpunten die normaal gesproken onderbelicht blijven. Zij dragen ideeën en oplossingen aan waar veel mensen nog niet eerder bij stil hebben gestaan en die de crisisaanpak echt kunnen verbeteren.”

Een voorbeeld van zo’n element is de rol van forensische artsen bij grote rampen met veel slachtoffers. Forensisch artsen worden vaak niet gebeld bij grote rampen. Wilma Duijst, hoogleraar forensische geneeskunde en gezondheidsstrafrecht, zou het goed vinden als haar beroepsgroep wel een rol krijgt bij de crisisaanpak. Wilma, kun je uitleggen waarom je dat vindt?
“Omdat het bij ons vak hoort. Wij zijn ervoor opgeleid om lijken te schouwen als mensen overleden zijn aan een niet-natuurlijke dood. Wij komen in beeld als er sprake is van moord, zelfdoding of bijvoorbeeld bij ongevallen.

Dat gaat altijd goed. Maar zodra het om een ramp gaat met veel slachtoffers heeft de politie de neiging om ons niet te bellen. De achterliggende gedachte is dat dat niet nodig is omdat de lichamen toch voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gaan.

Hoogleraar Wilma Duijst vertelt in haar presentatie waarom zij het goed zou vinden als forensisch artsen een rol krijgen in de crisisbeheersing

Ik vind dat geen goede zaak, want een lichaam verandert snel. Wij kunnen op locatie, bijvoorbeeld als een lichaam net uit het water gehaald wordt, meer waarnemen. Je ziet dan bijvoorbeeld nog het verschil tussen een insteek- en een uitsteekwond. Na een paar dagen en op de gemaakte foto’s is dat vaak niet goed zichtbaar meer.”

Hoe verklaar je het dat jullie bij een crisis vaak overgeslagen worden?
“Ik heb het gevoel dat dat twee redenen heeft. In de eerste plaats zijn wij zelf in het verleden misschien iets te bescheiden geweest. Wij hebben ons er altijd vrij gemakkelijk bij neergelegd dat wij geen rol kregen. We hebben het immers al druk genoeg. En als je iets jarenlang niet doet, word je er ook niet goed in. Daardoor hebben we geen expertise opgebouwd in het schouwen van lijken bij grote rampen. Ik wil dat graag doorbreken, omdat ik vind dat het wel bij ons vak hoort. Het zou goed zijn als we onze positie iets meer gaan claimen.

Daarnaast heb ik het gevoel dat crisismanagers bang zijn dat we bij grote rampen in de weg lopen. Die vrees begrijp ik wel. Een incident met enkele lichamen is natuurlijk iets anders dan een ramp met tientallen of honderden doden. Tijdens zo’n crisis is er meer chaos en het vraagt om een andere aanpak.

'Ik pleit voor een pool met forensisch artsen'

Daarom pleit ik voor een pool van forensisch artsen die een onderdeel worden van het onderzoeks- en rampenidentificatieteam. Zij kunnen opgeleid worden voor hun inzet tijdens een crisis, en zij kunnen meedoen met oefeningen en trainingen. Zo bouwen zij expertise op om hun rol tijdens een crisis op een goede manier te vervullen.”

In het boek is er ook aandacht voor nazorg. Zo vertelt de bestuursvoorzitter van Slachtofferhulp Nederland over haar ervaringen met hun inzet tijdens het treinongeval in Voorschoten. Ine Spee, crisismanager bij ARQ IVP, pleit in haar bijdrage voor een goede balans tussen hulpverlening en zelfredzaamheid. Ine, waarom vond je het belangrijk om dit thema te belichten?
“Omdat we in Nederland vaak de neiging hebben om door te schieten in het bieden van hulp. Mensen maken in hun leven verdrietige gebeurtenissen mee. Dat hoort erbij. Slechts ongeveer 5% van die mensen ontwikkelt na een ingrijpende gebeurtenis PTSS. De anderen hebben vooral baat bij ondersteuning, erkenning en proportionele opvang die aansluit bij hun behoeften.

We maken het regelmatig mee dat werkgevers te veel nazorg willen bieden. We krijgen wel eens telefoontjes van werkgevers die ons vragen om meteen te komen. Er is dan iets heftigs gebeurd op het werk, bijvoorbeeld een overval. Ze hebben het gevoel dat de getroffenen meteen hulp nodig hebben Maar veel mensen zitten helemaal niet te wachten op professionele hulp na zo’n gebeurtenis. Zij hebben meer baat bij steun uit hun naaste omgeving of een lift naar huis van hun leidinggevende , zodat ze daar tot rust kunnen komen.

Ine Spee, crisismanager bij ARQ IVP, legt uit dat de meeste mensen na een heftige gebeurtenis geen professionele hulp nodig hebben. Zij hebben meer baat bij ondersteuning, erkenning en proportionele opvang die aansluit bij hun behoeften

Dit fenomeen zie je ook terug bij grote rampen. Mensen gaan er al snel vanuit dat slachtoffers veel nazorg nodig hebben. Maar het is juist belangrijk om goed te kijken welke doelgroep er zijn en welke groepen risico lopen. Dat kunnen bijvoorbeeld mensen zijn die al eerder trauma’s hebben opgelopen of die geen sociaal netwerk hebben. Het is belangrijk om hen extra goed in de gaten te houden. Voor veel anderen is het in de meeste gevallen goed om de nazorg proportioneel te houden. Zo kun je maatwerk bieden en bied je zorg aan naar behoefte.”

In je bijdrage pleit je voor een goede balans tussen zelfredzaamheid en nazorg. Betekent dit dat organisaties ook wel eens doorschieten naar de andere kant en juist te weinig nazorg bieden?
“Vroeger was er vrijwel geen nazorg bij heftige gebeurtenissen. Als je toen tegen je werkgever zei dat je klachten over had gehouden aan een heftig voorval, kreeg je te horen dat je dan wellicht niet geschikt was voor het vak. at Dat zien we tegenwoordig veel minder: er is meer oog voor de mentale gevolgen van een ingrijpende gebeurtenis, zeker bij de hoog-risico beroepen.”

Bovendien is er in het boek veel aandacht voor de zorg. Patricia van Roessel, beleidsadviseur van het Netwerk Acute Zorg Brabant, vertelt in haar bijdrage over het belang van het inzetten van innovatieve OTO-methodieken. Dennis Barten, SEH-arts bij het VieCuri Medisch Centrum, pleit ervoor dat zorginstellingen zich beter voorbereiden op crises binnen hun instelling. Dennis, waarom vond je het belangrijk om hier aandacht voor te vragen?
“Omdat onderzoek laat zien dat interne crises, waardoor ziekenhuizen een of meerdere afdelingen acuut en onverwacht moeten sluiten, steeds vaker voorkomen. Dit lijkt met name te komen door de toename van grote ICT-storingen. ICT-storingen komen niet alleen vaker voor, de impact van zo’n storing is ook groter dan voorheen. Je kunt als ziekenhuis niet zoveel meer als alle computersystemen uitvallen.”

Hoe vind je dat ziekenhuizen voorbereid zijn op ICT-storingen?
“Ik heb de indruk dat ziekenhuizen op papier goed voorbereid zijn. Zij hebben geïnvesteerd in cybersecurity en er is een crisisplan dat in werking treedt bij de uitval van ICT. Maar ik zie in de praktijk dat het in ziekenhuizen vaak draait om de zorg voor patiënten. Thema’s zoals ICT-uitval zijn vaak sluitposten.

'Veel ziekenhuizen onderschatten de impact van een ransomware-aanval'

Bovendien heb ik het gevoel dat ziekenhuizen de impact van een grote ransomware-aanval onderschatten. Na een ransomware-aanval ligt een ziekenhuis gemiddeld 6 weken plat. In Nederland is dat gelukkig nog nooit gebeurd, maar in Engeland en Ierland wel. En de dreiging is groot. Het is niet de vraag óf het ons in Nederland een keer gaat overkomen. Het is vooral de vraag: wanneer.”

Hoe kunnen ziekenhuizen zich beter voorbereiden?
“Door meer lessen met elkaar te delen. Nu blijven de lessen die we leren van crises vaak hangen in onze eigen OTO-regio. Het zou goed zijn als we onze ervaringen breder delen. Om een voorbeeld te noemen: tijdens het hoogwater in Limburg hebben wij ons ziekenhuis moeten evacueren. We hebben daarbij gebruik gemaakt van het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS). Daarmee weken we af van onze crisisplannen en dat werkte enorm soepel en goed. Ook andere ziekenhuizen kunnen, bijvoorbeeld na een ransomware-aanval, genoodzaakt zijn om te evacueren. Het is dan goed als zij van onze ervaringen geleerd hebben.”

In het boek staan bovendien veel lessen van ervaren bestuurders, zoals oud-burgemeester en adviseur in het openbaar bestuur Bas Eenhoorn. Hij legt in zijn bijdrage uit dat de belangen van de burgemeester en het OM tijdens een crisis kunnen conflicteren. Bas, kun je daar enkele voorbeelden van geven?
“Ik heb dat bijvoorbeeld meegemaakt bij het schietdrama in Alphen aan den Rijn. We moesten bij deze crisis een winkelcentrum ontruimen. Het OM wilde geen informatie vrijgeven over een dreigbrief, want daardoor zou er daderkennis breed gedeeld worden. Ook wilden zij de naam van de verdachte niet vrijgeven. Ik wilde dat juist wel omdat dat voor rust zou zorgen onder de bevolking. In deze crisis kwamen er uiteindelijk zoveel vragen uit de media dat het onvermijdelijk werd om de naam van de dader en de dreigbrief niet te noemen.

Oud-burgemeester Bas Eenhoorn vertelt in zijn presentatie dat de belangen van het OM en van de burgemeester kunnen conflicteren. Hij zou het goed vinden als burgemeesters in crisissituaties eindverantwoordelijk worden

Een ander voorbeeld is een familiedrama in Hoofddorp, waarbij een vader het huis van zijn gezin in brand stak. Dit veroorzaakte veel onrust in de wijk, omdat de bewoners bang waren voor een mogelijke pyromaan. De burgemeester koos ervoor om de vader als verdachte te noemen, ook al kwam dat voor het strafrechtelijke onderzoek van het OM ongelegen.”

Hoe zijn die verantwoordelijkheden in de wet geregeld? Wie is er in deze omstandigheden ‘de baas’ en kan de doorslaggevende beslissing nemen?
“Daar is de wetgeving onvolledig over. De burgemeester en het OM hebben beiden een verschillende taak. De burgemeester is verantwoordelijk voor de rust in de gemeente, het OM voor het opsporen van strafbare feiten. Waar zij beiden voor hun specifieke bevoegdheden het gezag voor de politie vormen, is er samenspraak geboden. In crisissituaties komt het best vaak voor dat zij het niet eens worden. Een van beiden moet dan een beslissing forceren. Meestal doet de burgemeester dat. Het zou goed zijn om daar afspraken over te maken en die vast te leggen.”

En waarom zou je dan voor de burgemeester als eindverantwoordelijke kiezen en niet het OM?
“Voor beide keuzes valt natuurlijk iets te zeggen. Vanuit mijn eigen ervaring bij verschillende crises zou ik kiezen voor de burgemeester als eindverantwoordelijke. De burgemeester moet immers verantwoordelijkheid afleggen aan de gemeenteraad en daarmee is zijn rol in het lokale veld zwaarder dan die van de Officier van Justitie. Natuurlijk zijn er meer argumenten in te brengen. Maar laten we, zolang er nog niet in een wettelijke regeling is voorzien, de burgemeester het voordeel van de twijfel geven.”

02 oktober 2023