Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 7 min

Burgerhulp bij rampen: Rijkswaterstaat en NGO’s werken samen

Burgers helpen graag bij rampen in natuurgebieden of bij rampen met dieren. Maar het is niet wenselijk als zij op eigen houtje met olie besmeurde vogels uit het water halen of kwetsbare natuurgebieden betreden. NGO’s kunnen helpen om burgerhulp of de inzet van experts in goede banen te leiden. Daarom is Rijkswaterstaat de samenwerking aangegaan met NGO’s zoals SON-Respons en de Waddenvereniging. Zo kunnen zij tijdens een ramp samen zorgen voor een goed gecoördineerde en veilige inzet van vrijwilligers en experts.

Het is al lang geleden. Toch kunnen veel mensen zich de beelden nog wel herinneren. In 2018 kwam de olietanker Bow Jubail in aanvaring met een steiger in het Rotterdamse havengebied. Er belandde zo’n 217,4 ton zware stookolie in het water en zo’n 1000 wilde zwanen raakten besmeurd.

Tijdens de ramp met de Bow Jubail in 2018 belandde er zo'n 217,4 ton zware stookolie in het water

“We waren tot op zekere hoogte voorbereid op een ramp als deze”, zegt Simone Jay, coördinator bij de Stichting Olievogelopvang Nederland (SON Respons). “We waren in het jaar daarvoor in opdracht van Rijkswaterstaat Zee Delta gestart met een paraatheidprogramma voor olievogelincidenten op de zoute wateren. Het lastige aan deze ramp was dat de haven van Rotterdam als locatie buiten de regeling viel. Daardoor waren de betreffende lokale overheden niet voorbereid op dit scenario en werd er niet meteen gehandeld.”

Wat had dat tot gevolg?
“Er was geen partij die de besmeurde zwanen gecoördineerd kon vangen. Daardoor hadden burgers in het begin het gevoel dat er niets voor de dieren gedaan werd. Ze zagen wilde zwanen rondzwemmen die met olie besmeurd waren en wilden wat doen. Ze gingen met bootjes de Nieuwe Waterweg op om de zwanen uit het water te halen. Dat was zeer onveilig, niet goed voor de dieren én het is niet toegestaan in een havengebied. Je mag wilde dieren ook niet zomaar vangen. Daar heb je een ontheffing voor nodig. We merkten dat burgers erg betrokken waren en door hun emoties werden gedreven. Maar om het dierenwelzijn te borgen, heb je een professionele aanpak nodig, die gebaseerd is op wetenschappelijke standaards.

Burgers zagen zwanen rondzwemmen die met olie besmeurd waren en wilden wat doen. Foto: Martin Woods

Er waren ook dingen die goed gingen. Er werd een Tijdelijk Opvangcentrum voor Vogels ingericht en burgers kwamen naar die locatie om te helpen. Daar hebben we veel aan gehad. Zij konden klusjes doen waar geen dier-gerelateerde training voor nodig was.”

Kun je een les noemen die jullie daaruit geleerd hebben?
“Dat het belangrijk is om veel meer bekendheid te geven aan de NGO’s waar we mee samenwerken”, zegt Erik Baak, senior adviseur crisismanagement bij Rijkswaterstaat. “Zij hebben specialistische kennis in huis. Tijdens een crisis gebeurt er meteen erg veel, waardoor je al snel achter de feiten aanloopt. Toch is het belangrijk om niet zelf van alles te gaan ondernemen, maar dit over te laten aan de NGO’s die daar experts in zijn.”

Tijdens een ramp met wilde zwanen is het belangrijk om niet zelf van alles te gaan ondernemen, maar dit over te laten aan de specialisten. Foto: Martin Woods

Simone: “En voor ons is het niet alleen belangrijk om een werkrelatie te hebben bij Rijkswaterstaat. Ook de samenwerking met de gemeenten en veiligheidsregio’s is belangrijk. De veiligheidsregio’s hebben wel eens de neiging om te denken: ‘Het water is niet van ons’. Maar tijdens een ramp is het wel degelijk belangrijk om samen te werken. Daarom is het belangrijk om vooraf de planvorming op elkaar af te stemmen en samen te oefenen.”

Een andere crisis waar veel lessen uit getrokken zijn, is de ramp met de MSC Zoe. Hoe verliep die crisis?
Ellen Kuipers, bioloog bij de Waddenvereniging: “De MSC Zoe voer ten noorden van de Waddenzee toen er 342 containers overboord vielen. Daardoor spoelde er enorm veel rotzooi aan op de stranden. We waren hier niet op voorbereid, dus in die eerste periode was het chaos.

De containers vielen in de nacht van 1 op 2 januari 2019 van boord. Dus veel mensen waren op vakantie. Daardoor was het een grote uitdaging om de structuur op orde te krijgen. Binnen no time lag er overal troep. En elk getij spoelden er weer nieuwe spullen aan. Veel burgers boden aan om te helpen, maar het ROT bleef maar volhouden dat zij niet met vrijwilligers wilden samenwerken.”

Wat had dat tot gevolg?
“Dat burgers het opruimen van de stranden zelf gingen organiseren. Dat leverde onveilige situaties op, omdat ze geen kennis hadden van het gebied. Kinderen waren bijvoorbeeld te dun gekleed en mensen hielden geen rekening met de getijden. Bovendien kwamen zij in gebieden waar je ver kunt wegzakken in het zand en die dus echt gevaarlijk zijn om te betreden.”

NGO's hebben ervaring in het opruimen van stranden en duinen, zoals te zien is bij deze opruimactie in de Cupidopolder op Terschelling

Erik: “En deze ramp staat niet op zichzelf. In 2021 kregen we te maken met het hoogwater in de Maas. Daardoor kwam er veel rommel terecht in de uiterwaarden. We hadden toen al wel geleerd van de lessen van eerdere rampen en hebben de rommel samen met de NGO’s en de vrijwilligers opgeruimd.”

Dit zijn drie totaal verschillende rampen, waarbij Rijkswaterstaat betrokken is. Wat hebben jullie hiervan geleerd? Wat hebben jullie verbeterd zodat jullie in de toekomst bij dit soort rampen beter kunnen handelen?
Erik: “We wilden zorgen voor een betere gecoördineerde inzet van vrijwilligers bij dit soort rampen. Om dit te bereiken hebben we ons eerst georiënteerd. We hebben werkbezoeken afgelegd, contacten gelegd en de inzetgebieden geïnventariseerd. De rampen waren mede de aanleiding om te komen tot een nieuwe crisisorganisatie binnen Rijkswaterstaat.

Vervolgens hebben we voor onze eigen organisatie een draaiboek opgesteld met functies en ondersteunende teams. Dus bij een ramp als deze komt er een coördinator vrijwilligers van Rijkswaterstaat op de lijn.

Het is belangrijk dat vrijwilligers veilig hun werk kunnen doen. Daarom heeft Rijkswaterstaat twee aanhangers vol met beschermingsmiddelen aangeschaft. Foto: Henk Postma

Ook vinden we het belangrijk dat de vrijwilligers veilig hun werk kunnen doen. Dus we hebben twee aanhangers vol met persoonlijke beschermingsmiddelen aangeschaft, die we gemakkelijk naar het werkveld toe kunnen rijden.

Bovendien hebben we een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) uitgevoerd voor de meest voorkomende taken. We hebben geïnventariseerd welke risico’s de vrijwilligers lopen en hoe groot de kans is dat hen iets overkomt. Bij windkracht 9 kan het bijvoorbeeld te gevaarlijk zijn om vrijwilligers in te zetten. Dat soort risico’s en de bijbehorende maatregelen staan in de RI&E omschreven. En we hebben gezorgd voor gezamenlijke crisiscommunicatie. Ook dat draagt eraan bij dat mensen veilig kunnen werken.”

Kun je situaties noemen die je met deze aanpak beter onder controle hebt?
Ellen: “Jazeker. Een goede samenwerking tussen de overheid en de betrokken NGO’s helpt. Ik zal een voorbeeld noemen. Vrijwilligers willen na een ramp graag iets dóen. Maar de natuur heeft zelf ook een herstellend vermogen. Soms is het beter om even niets te doen. In het Waddengebied heb je bijvoorbeeld kwelders. Dit zijn kwetsbare natuurgebieden die gevaarlijk zijn om te betreden. Je zakt daar diep in weg. Bovendien trap je daarmee de olie, of andere rommel, dieper de grond in. Dus voor dat soort gebieden kan het soms beter zijn om niets te doen.

'Soms is het beter om niets te doen'

Het ecologische spoorboekje bij olierampen is een soort draaiboek waarin dit soort do’s en don’ts goed staan omschreven. Het is belangrijk dat ook de overheid goede informatie heeft en dat je elkaar uitleg kan geven. Na een ramp wordt de burgemeester vaak aangesproken. Hij krijgt de vraag: ‘Waarom doe je niks?’ Het is belangrijk dat ook een burgemeester dan goed kan uitleggen dat niets doen in sommige gevallen de beste aanpak is.”

Een belangrijk aspect van het draaiboek is dat jullie in de crisiscommunicatie meer gaan samenwerken. Waarom is dat belangrijk?
Ellen: “Omdat het goed is om elkaar op de hoogte te houden tijdens een ramp, zodat je journalisten en burgers de juiste antwoorden kunt geven. We merkten dat bijvoorbeeld ook tijdens de ramp met de Fremantle Highway in 2023. Dit schip met (elektrische) auto’s aan boord vloog op de Waddenzee in brand. Tijdens zo’n ramp worden wij door journalisten bestookt met vragen.

We hebben de afgelopen jaren een goede relatie met Rijkswaterstaat opgebouwd, dus we kennen elkaar. Bij deze ramp heb ik meteen contact met hen gezocht. Ik heb hen gevraagd om mij op de hoogte te houden van de ontwikkelingen, de afwegingen die zij maken en de stappen die zij zetten. Journalisten gaan namelijk naar de mening van de Waddenvereniging vragen over de aanpak van de verantwoordelijke autoriteiten.

De brand op het schip de Fremantle Highway woedde vooral bovenop het schip. Het onderwaterschip bleef in goede staat, waardoor er aan de onderkant geen verontreiniging weglekte

Bij een brandend schip is het bijvoorbeeld gebruikelijk dat je deze naar een zandplaat sleept. Zo probeer je zo veel mogelijk te voorkomen dat er nog meer verontreiniging de zee in lekt. Dit schip werd niet naar een zandplaat gesleept en daar kregen wij vragen over. Zij vroegen wat wij daarvan vonden.

Het is dan goed om te weten welke afweging Rijkswaterstaat gemaakt heeft. Rijkswaterstaat liet ons weten dat dit schip niet naar een zandplaat werd versleept omdat het onderwaterschip nog in goede staat was. Dat was goed om te weten. Anders ga je elkaar misschien verwijten maken en dan lekt er onnodig veel energie weg. Die energie kan beter besteed worden aan het in goede banen leiden van het incident. Nu konden we op basis van de juiste informatie, journalisten antwoord geven op hun vragen. Dat werkt prettig.”

Simone, ervaar jij dat ook zo?
“Jazeker. Wij werden tijdens de ramp met de Bow Jubail ook bestookt met vragen van journalisten. Zij vonden het bijvoorbeeld moeilijk te begrijpen waarom we de vogels nog niet schoonmaakten. Maar het is niet goed om wilde vogels na het vangen meteen te wassen. Zij moeten eerst stabiliseren. Pas als hun bloedwaarden goed zijn, kunnen we beginnen met wassen. We merkten dat het belangrijk was om dit goed uit te leggen. Het helpt als ook andere organisaties die een rol hebben begrijpen waarom we dit op deze manier doen.”

Rijkswaterstaat heeft inmiddels een crisisstructuur opgezet voor dit soort rampen. Hoe ziet deze structuur eruit?
Erik: “Zoals bij elke crisis is de Officier van Dienst (OvD) verantwoordelijk voor de bestrijding in het brongebied. Hij of zij stuurt onder andere de coördinator vrijwilligers aan, of bij een grotere ramp het hoofd van de coördinator vrijwilligers. De coördinator vrijwilligers is de verbindende schakel tussen de crisisorganisatie, het bestrijdingsteam en de vrijwilligersorganisaties. Hij stemt met de OvD af welke vrijwilligersorganisaties er opgeroepen worden. De coördinator RWS is het aanspreekpunt voor de coördinatoren vrijwilligers vanuit de vrijwilligersorganisaties. Zij zijn weer de vraagbaak voor de eigen vrijwilligers.”

Hoe ziet het OTO-programma voor de crisisorganisatie eruit?
“De coördinator vrijwilligers is een nieuwe rol binnen Rijkswaterstaat. We gaan 8 coördinatoren opleiden en 3 back-officemedewerkers. Zij krijgen een volwaardig OTO-programma wat zij moeten volgen. Daarnaast hebben we een e-learning voor de vrijwilligers van de organisaties, de rolhouders van het Rijkswaterstaat crisisteam en de OvD-Water & Scheepvaart.

En we hebben natuurlijk oefeningen. We hebben op 25 april een table top-oefening gehad. In het najaar hebben we een systeemtest langs de kust. Vrijwilligers gaan dan het veld in en de coördinator vrijwilligers krijgt een aantal dilemma’s voor zijn kiezen. Zo willen we ervaring opdoen. Daarnaast haken we natuurlijk graag aan bij oefeningen van andere organisaties.”

Simone: “Wij hebben bijvoorbeeld elk jaar een serie oefeningen vanuit het paraatheidprogramma voor de Samenwerkingsregeling Besmeurde Vogels (SBV). Dit zijn oefeningen met alle partijen die betrokken zijn bij of een rol hebben in de regeling. Rijkswaterstaat oefent daar ook in mee.”

Jullie hebben de afgelopen jaren een mooie basis gelegd, waar ook andere NGO’s de komende jaren op aan kunnen haken. Hoe kijken jullie terug op dit hele traject? En waar zijn jullie het meest trots op?
Erik: “Ik vind het goed dat we het gezien hebben als een proces en niet als een project met een begin en een einde. Het onderwerp was nieuw voor ons, dus we moesten pionieren. We hebben nu een plan, een draaiboek, scenario’s en een OTO-programma. Het is een leerproces geweest waarin we gegroeid zijn en wat we ook de komende jaren nog verder gaan doorontwikkelen.”

Simone: “Ik vind dat het Rijkswaterstaat siert dat zij een responsplan hebben voor met olie besmeurde vogels. Het is niet kinderachtig om daar verantwoordelijkheid in te nemen en dat doen ze wel. Bij andere organisaties, zoals havenbedrijven, gaat dat langzamer. Ik hoop dat ook zij hier de komende jaren stappen in gaan zetten.”

Ellen: “Ik vind dat het geheel goed in elkaar zit. We hebben hier jaren voor gepleit. De structuur zoals hij er nu staat is robuust. Er is goed over nagedacht. Het is belangrijk om hiermee de boer op te gaan, want we hebben nog meer handjes nodig om het Waddengebied te beschermen. We moeten aan ons netwerk blijven bouwen.”

Simone: “Ja, precies. De samenwerking tussen private partijen en overheden is essentieel. We zullen het samen moeten doen. De contacten met overheden, zoals de veiligheidsregio’s en de gemeenten, zijn belangrijk. Zo weet je elkaar te vinden wanneer dat nodig is, temeer omdat scenario’s met dieren in rampen steeds actueler worden. Het is belangrijk om die contacten de komende jaren aan te gaan en goed te onderhouden.”

21 mei 2024