Interview

Hubert Bruls

Foto: Rob Jastrzebski

Hubert Bruls

Rob Jastrzebski
Tekst:
Rob Jastrzebski
Verwachte leestijd: 4 min

Hubert Bruls: ‘Rijksoverheid heeft te weinig geleerd van de vorige vluchtelingencrisis’

De Spreidingswet voor asielopvang is ‘een flinke stap vooruit’, zegt Hubert Bruls, voorzitter van het Veiligheidsberaad. Maar het proces om gemeentes aan te sporen om opvangplekken mogelijk te maken is ‘te ingewikkeld en te tijdrovend’, vindt hij. “Daardoor loop je het risico dat de noodopvang bij de veiligheidsregio’s blijft liggen. Maar die stoppen er uiterlijk in juli mee, want asielopvang is een rijkstaak die helemaal niet bij ons thuis hoort.”

Hubert Bruls blikt terug op een bewogen jaar, waarin de veiligheidsregio’s gezamenlijk in staat waren om zestig- tot zeventigduizend asielzoekers via noodopvang tijdelijk te huisvesten. In sporthallen, leegstaande kantoren, hotels en vakantieparken. Een forse prestatie die de veiligheidsregio’s en gemeenten met veel inspanning voor elkaar hebben gekregen. Onder soms moeilijke omstandigheden met lokaal protest door een afbrokkelend maatschappelijk draagvlak.

Bruls noemt de rol van de veiligheidsregio’s met gepaste trots, maar wel met de nodige mitsen en maren. “Want opvang van asielzoekers is feitelijk geen taak voor de veiligheidsregio’s. Onze kerntaken zijn crisisbeheersing en brandweerzorg. De opvang van asielzoekers en vluchtelingen heeft weliswaar de uitstraling van een crisis gekregen, maar had dat naar mijn stellige overtuiging niet hoeven te zijn als de rijksoverheid beter had geleerd van de vorige vluchtelingencrisis in 2015 en 2016.”

Twee stromen
De Nijmeegse eerste burger, die nog tot het voorjaar van 2023 het boegbeeld van de regionale veiligheidsbesturen is, analyseert scherp de omstandigheden waardoor de massale instroom van asielzoekers dit jaar uitmondde in een crisis. Kort samengevat was de oorzaak het samenvallen van twee asielstromen in combinatie met een structureel te beperkte aanmeld- en opvangcapaciteit en onvoldoende doorstroom door het landelijk gebrek aan woonruimte. Het leidde bij het enige en totaal overbelaste aanmeldcentrum in Ter Apel tot situaties die Bruls schrijnend en beschamend noemt. Mensen die ’s nachts onder de blote hemel moesten slapen, onvoldoende medische zorg, vieze sanitaire voorzieningen en gevaren voor de gezondheid.

'De problemen van nu waren niet nodig geweest'

“De problemen met overbelasting en gebrek aan onderdak waren naar mijn mening niet nodig geweest als de lessen van de vorige vluchtelingencrisis in 2015 en 2016 ter harte waren genomen. Toen was de overheid niet voorbereid op plotselinge grote pieken in de asielinstroom en werden we verrast door een enorme golf vluchtelingen uit met name Syrië. Ook toen hebben we samen met de gemeenten en hulporganisaties alle zeilen bij moeten zetten om met spoed tienduizenden mensen in tijdelijke noodhuisvesting onder te brengen. De aanbevelingen voor verbeteringen na evaluatie van die opvangcrisis, zijn echter nooit uitgevoerd. Integendeel, in plaats van te investeren in het robuuster maken van de asielketen, met een grotere landelijke aanmeld- en opvangcapaciteit, heeft de rijksoverheid juist een groot deel van de capaciteit wegbezuinigd. Daar betalen we nu de prijs voor.”

De problemen begonnen zich op te stapelen, toen de vluchtelingenstroom uit Oekraïne op gang kwam

Bruls benoemt de verbeteringen die na de evaluatie van de opvangcrisis in 2015-2016 werden voorgesteld. “Een dringende aanbeveling was om het aantal aanmeldcentra voor asielzoekers die ons land binnenkomen, uit te breiden van één naar vier. Dat is niet gebeurd, waardoor nog steeds alle stromen samenkomen in het enige aanmeldcentrum in Ter Apel. Daar begonnen de problemen zich op te stapelen, toen vanaf februari dit jaar de vluchtelingenstroom uit Oekraïne op gang kwam na de Russische inval, terwijl de reguliere asielinstroom na twee relatief rustige coronajaren ook al heel hoog was. Het dieptepunt was afgelopen zomer, toen zowel Ter Apel als de AZC’s in het land allemaal volzaten, omdat er voor mensen met een toegewezen asielstatus geen doorstroommogelijkheid meer was naar woonruimte in gemeenten.”

Regietafels
Een tweede aanbeveling na de vorige opvangcrisis was het instellen van provinciale regietafels, die de opvang en spreiding van asielzoekers over gemeenten moeten coördineren. Die regietafels zijn er wel gekomen, maar missen volgens Bruls doorzettingskracht, waardoor zij gemeenten niet kunnen dwingen woonruimte of tijdelijke opvanglocaties voor vluchtelingen beschikbaar te stellen. Zo liep de hele keten vast, waardoor de veiligheidsregio’s zich genoodzaakt zagen om opnieuw via de crisisbeheersingsstructuur noodopvang te regelen. De veiligheidsregio’s konden relatief snel en soepel opschalen, omdat zij net twee jaar opgeschaald crisismanagement vanwege de coronapandemie achter de rug hadden. Dezelfde structuur van bestuurlijke eenduidigheid en coördinatie kon vervolgens op de noodopvang worden toegepast; ander scenario, zelfde werkmethodiek.

Bruls: “We hebben die taak op ons genomen, want wat was het alternatief? Dat vluchtelingen in de open lucht in parken, op straat en onder bruggen zouden moeten slapen? Dat hebben we kunnen voorkomen door via de bestuurlijke en operationele crisisbeheersingsstructuur die noodopvang samen met de gemeenten te regelen. Als tijdelijke noodmaatregel in afwachting van structurele versterking van de asielketen. Naar mijn mening hadden onder de vlag van de provinciale regietafels nooit zulke grote aantallen mensen kunnen worden opgevangen als de veiligheidsregio’s dit jaar hebben gedaan.”

Andere structuur nodig
Dat de veiligheidsregio’s zo’n klus met succes aankunnen, toonden zij in 2015-2016 al aan. Maar de regio’s zijn vooral sterk in crisisbeheersing in acute noodsituaties, zoals rampen en calamiteiten met een korte doorlooptijd en crises waarbij zij een formele wettelijke taak hebben. Bruls: “Zoals de Covid-19 pandemie, waarbij we op grond van de Wet publieke gezondheid bestuurlijke beslissings- en handelingsbevoegdheid hadden. Voor asielopvang hebben we geen enkele wettelijke rol of bevoegdheid, maar gedwongen door nood doen we wat we kunnen, waarbij we de instrumenten van crisisbesluitvorming en bestuurlijke eenduidigheid benutten.

In sporthallen, leegstaande kantoren en vakantieparken kregen tienduizenden asielzoekers tijdelijk onderdak

Met het realiseren van tienduizenden noodopvangplekken hebben we een humanitaire crisis in Nederland kunnen voorkomen. Maar als een crisis langer duurt en structureel wordt, heb je een andere aanpak nodig. Dat was zo bij de aanpak van de coronacrisis en dat geldt nu ook voor de vluchtelingenopvang. Crisisnoodopvang gaat om zeer basale opvang in locaties die daar eigenlijk niet voor zijn bedoeld. Je kunt mensen niet tot in lengte van jaren huisvesten in sporthallen en lege kantoorgebouwen. Onderdak bieden aan vluchtelingen voor langere tijd vraagt om robuust beleid en is een rijkstaak die met rijksmiddelen dient te worden uitgevoerd.”

Kanttekeningen bij wet
Bruls is blij dat er, na een langdurig en moeizaam politiek debat, nu eindelijk een wet is waarmee het rijk zijn leidende rol in de asielopvang robuuster kan invullen. Al zit eigenlijk geen enkele gemeente te wachten op dwang van rijkswege om asielzoekers te huisvesten, terwijl de druk op de woningmarkt van ‘eigen’ woningzoekenden ook al onacceptabel hoog is. Bovendien heeft Bruls nog wel wat kanttekeningen bij de Spreidingswet.

'De wet kan slimmer en effectiever'

“Het is een grote stap voorwaarts in het versterken van de asielketen, maar de wet kan nog wel slimmer en effectiever. Het hele proces dat moet worden doorlopen om ‘weigergemeenten’ te dwingen opvang mogelijk te maken, is te ingewikkeld en te tijdrovend. Vóórdat een aanwijzing daadwerkelijk resulteert in beschikbare woonlocaties om asielzoekers te huisvesten, ben je driekwart jaar verder. En ondertussen zal de instroom op afzienbare termijn naar mijn verwachting niet afnemen.”

Op de vraag of hij verwacht dat de toegenomen dwang bij het spreiden van asielzoekers over Nederland tot een afname van draagvlak en meer polarisatie leidt, antwoordt hij stellig: “Het is een gezamenlijke bestuurlijke opgave voor het rijk, de veiligheidsregio’s en de gemeenten om polarisatie te voorkomen, want daar schieten we niets mee op. Nederland heeft op grond van Europese vluchtelingenverdragen zijn aandeel te leveren in de opvang; dat is onze realiteit. Het vraagt wel bestuurlijke daadkracht, moed en creativiteit om die opvang en huisvesting goed te organiseren en tegelijk het draagvlak in de samenleving te behouden.

Belangrijk is dat politiek en bestuur daadkracht en visie uitstralen en de omgeving van opvanglocaties actief betrekken in het voorbereidingstraject. Ik ken goede voorbeelden van participatie, waarbij omwonenden bijvoorbeeld via een open dag worden uitgenodigd en rondgeleid op de beoogde opvanglocatie, waarbij zij zien hoe sober en basaal die opvang is. Dan krijg je bij burgers een andere mindset; asielzoekers worden niet in de watten gelegd, maar moeten in tamelijk Spartaanse omstandigheden in een voor hen vreemde omgeving weer de draad van hun leven zien op te pakken. Op plaatsen waar je de bevolking zo betrekt bij het opzetten van een opvanglocatie, ontstaat meer begrip en draagvlak.”

'Ik ken goede voorbeelden van participatie'

Ondanks de Spreidingswet, die voorziet in het realiseren van huisvesting voor asielzoekers voor langere tijd, blijft het volgens Bruls noodzakelijk om ook stevig te investeren in het robuuster maken van het stelsel voor aanmelding en eerste (nood)opvang. “De capaciteit is met één landelijk aanmeldcentrum en een beperkt aantal asielzoekerscentra in het land echt veel te beperkt. De rijksoverheid moet zorgen voor een systeem dat flexibel kan opschalen in tijden van oplopende vluchtelingendruk en dan grote groepen mensen fatsoenlijke noodopvang kan bieden. Want de huidige internationale vluchtelingencrisis, die vooral wordt gevoed door de oorlog in Oekraïne, zal echt de laatste niet zijn.”

07 december 2022