Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 5 min

Nieuwe crisisstructuur infectieziektebestrijding: ‘Het wordt gemakkelijker om mee te doen’

De GGD'en, het RIVM en het ministerie van Volksgezondheid hebben lessen getrokken uit de coronacrisis. De Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) gaat samen met hen een crisisstructuur opzetten waarmee we klaar zijn voor de pandemie van de toekomst. “We gaan het systeem laagdrempeliger maken”, zegt kwartiermaker Oebele Tolsma. “Zo kunnen crisispartners gemakkelijker een bijdrage leveren.”

Het is alweer 2,5 jaar geleden dat Nederland overvallen werd door de coronapandemie. “We waren voorbereid op de uitbraak van infectieziektes”, zegt Oebele Tolsma, kwartiermaker bij de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI). “Maar in het begin was het onduidelijk hoe we het beste konden opschalen naar een crisisstructuur op landelijke niveau. Daarom zijn er toen veel ad hoc-organisaties ontstaan, zoals de programmaorganisatie van de GGD'en, de dienst testen van het ministerie van Volksgezondheid en de programma-directie van het RIVM.”

Aan het begin van de coronapandemie zijn er veel ad hoc-organisaties ontstaan, zoals de dienst testen van het ministerie van Volksgezondheid

Het kabinet is tot de conclusie gekomen dat het goed zou zijn als er één organisatie komt die verantwoordelijk wordt voor de crisisaanpak bij een grootschalige uitbraak van een infectieziekte. Deze nieuwe organisatie, de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding, is op 1 september van start gegaan. We spreken de kwartiermaker Oebele Tolsma.

Jullie staan voor een omvangrijke opdracht. Kun je in een notendop uitleggen wat jullie gaan doen?
“We gaan kijken hoe de crisisaanpak was vóór de coronacrisis, welke lessen er zijn geleerd tijdens de pandemie en welke nieuwe inzichten erbij zijn gekomen. Op basis van die drie elementen gaan we een nieuwe crisisstructuur opzetten.

De LFI wordt niet verantwoordelijk voor de aanpak van de coronacrisis

We worden niet verantwoordelijk voor de aanpak van de coronacrisis, ook niet als er weer een nieuwe golf opkomt. Elke infectieziekte is anders en heeft andere kenmerken. Met de nieuwe crisisstructuur bereiden we ons voor op de epidemie of pandemie van de toekomst.”

De LFI wordt ondergebracht bij het RIVM. Waarom daar en bijvoorbeeld niet bij de koepelorganisatie van de GGD'en?
“Het afgelopen jaar heb ik in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid met de GGD’en en het RIVM onderzocht waar de landelijke crisisstructuur het beste ondergebracht kan worden.

Uit die gesprekken bleek dat de GGD niet de beste plek is voor deze landelijke functionaliteit. Dat gaf de GGD ook zelf aan. De GGD bestaat uit 25 regionale kantoren en de LFI wordt verantwoordelijk voor de landelijke crisisaanpak. Het is van belang om de LFI onder te brengen bij een landelijke organisatie.”

In dat geval had de LFI ook ondergebracht kunnen worden bij het ministerie van Volksgezondheid. Waarom is er toch voor het RIVM gekozen?
“Omdat het RIVM veel medisch inhoudelijke kennis in huis heeft. Die kennis heb je nodig om tot een goede crisisaanpak te komen. Bij de coronapandemie moeten mensen bijvoorbeeld een kwartier wachten nadat ze een vaccin hebben gekregen. Dat stelt specifieke eisen aan de logistiek en de inrichting van de vaccinatielocaties. Een andere infectieziekte heeft weer andere kenmerken waar je rekening mee moet houden.

De LFI wordt ondergebracht bij het RIVM

In het LFI-advies zijn alle opties bekeken. De voor- en nadelen zijn in kaart gebracht. Het onderbrengen van de LFI bij het RIVM heeft ook nadelen. Het RIVM is namelijk een onafhankelijk, wetenschappelijk instituut. Tijdens een crisis moeten zij onafhankelijk advies kunnen geven. Dat advies moet los staan van de crisisaanpak van de LFI. We moeten er dus voor zorgen dat de advisering van het RIVM en de crisisaanpak van de LFI goed van elkaar gescheiden blijven, zodat er geen verwarring ontstaat.

De voordelen wogen op tegen de nadelen en daarom heeft het kabinet op 3 juni ingestemd om de LFI bij het RIVM onder te brengen.”

Wat gaat de LFI precies doen?
“We gaan ervoor zorgen dat Nederlandse organisaties beter voorbereid zijn op een pandemie. Dit gaan we bijvoorbeeld doen door samen met de GGD'en kaders te ontwikkelen. We gaan er daarna op toezien dat er hieraan voldaan wordt. De GGD'en moeten nu ook al aan bepaalde kaders voldoen. Deze staan omschreven in de Wet Publieke Gezondheid. Elke GGD moet bijvoorbeeld een arts infectieziektebestrijding in dienst hebben.

'We gaan samen met de GGD'en kaders ontwikkelen'

We hebben tijdens de coronapandemie gezien dat het belangrijk is om meer elementen vooraf goed te regelen. Er zijn bijvoorbeeld veel problemen geweest met de informatievoorziening. Deze problemen werden veroorzaakt doordat systemen onvoldoende op elkaar aangesloten waren. Door gezamenlijk eisen te formuleren voor de systemen waar de GGD'en en het RIVM mee werken, kunnen we tijdens een crisis sneller en beter met elkaar samenwerken.

Je kunt ook denken aan kaders op andere vlakken. Het verplicht oefenen van de crisisaanpak zou bijvoorbeeld een vereiste kunnen zijn.”

Wat worden de taken en verantwoordelijkheden van de LFI zelf tijdens een volgende pandemie?
“De LFI is dan verantwoordelijk voor de opschaling van de bestrijding en voor de aansturing van zo’n grootschalige operatie. Hoe we dit precies gaan doen, is een vraag waar we de komende tijd, samen met de andere partijen, een antwoord op moeten gaan vinden. Het is belangrijk om zorgvuldig naar de taakverdeling te kijken, want een volgende pandemie zal anders zijn dan corona. Het zal dus ook andere eisen stellen aan onze crisisstructuur.”

Kun je toch al iets zeggen over de taakverdeling tussen de verschillende organisaties? Wie wordt er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het call centre? En wie wordt er verantwoordelijk voor het vaccineren?
“Een call centre is een uniforme dienst. Het maakt voor een beller niets uit of hij te woord wordt gestaan door iemand uit Groningen of uit Zeeland. Dus het zou logisch zijn om dat centraal onder te brengen.

GGD'en zijn sterk in de regio. Zij weten als geen ander hoe zij specifieke doelgroepen het beste kunnen bereiken.

De GGD'en zijn sterk in de regio. Zij weten als geen ander hoe zij specifieke doelgroepen het beste kunnen bereiken. Het zou dus logisch zijn om de vaccinatie onder te brengen bij de GGD'en.”

Dat betekent dat jullie intensief gaan samenwerken. Wat is er nodig om die samenwerking succesvol te maken?
“Het is nodig dat je elkaars wereld goed kent en begrijpt. Dat je elkaars kennis en expertise benut en respecteert. Op sommige vlakken helpt harmonisatie ook de samenwerking. De GGD bestaat uit 25 zelfstandige organisaties. Vóór de coronacrisis waren er veel verschillen tussen de interne processen van de GGD'en. Dat was onhandig, want daardoor moest het landelijke call centre met verschillende scripts werken.

GGD'en hebben hun werkwijze geharmoniseerd, zodat call centre-medewerkers één verhaal hebben

De GGD'en hebben hun werkwijze al voor een groot gedeelte geharmoniseerd, zodat de call centre-medewerkers één verhaal hebben. Het is belangrijk om dit vast te houden, ook in de toekomst.

De samenwerking is ook gebaat bij een goed werkende ICT. De data moet veilig zijn. Tegelijkertijd moet het ICT-systeem ook opschaalbaar zijn en gemakkelijk toegankelijk voor alle professionals die ermee werken. Het vraagt nog veel denkwerk om dat op een goede manier in te richten.”

Hoe ver zijn jullie met het opzetten van de LFI?
“Na het besluit van de ministerraad in juni zijn we begonnen met het werven van zo’n 30 medewerkers voor de programmaorganisatie die de LFI gaan opzetten. Die programmaorganisatie is op 1 september officieel begonnen.”

Waar gaan zij zich de komende tijd op richten?
“Zij gaan zich met name bezig houden met het inrichten van de organisatie en het opzetten van de uitvoering. Tijdens een crisis heb je bijvoorbeeld snel veel extra mensen nodig. We gaan onderzoeken hoe we dat het beste kunnen inrichten. Misschien kunnen we contracten afsluiten met organisaties die snel veel mankracht kunnen leveren. Of misschien kunnen we gaan werken met reservisten.

Maar met alleen het regelen van mankracht ben je er nog niet. We moeten er ook voor zorgen dat deze mensen goed voorbereid zijn zodat ze tijdens een crisis snel kunnen starten. Met al dat soort elementen gaan we de komende tijd aan de slag.”

Wat vind je zelf belangrijk in dit proces?
“Dat we dit gezamenlijk gaan doen. In de eerste fase hebben het ministerie van Volksgezondheid, de GGD'en en het RIVM meegedacht over het opzetten van de crisisstructuur. Ik wil nu ook andere crisispartners uitnodigen om met ons mee te denken zodat het een crisisstructuur wordt waar we ons allemaal in kunnen vinden.

'Ik wil crisispartners uitnodigen om mee te denken'

Ook vind ik het belangrijk dat de crisisstructuur goed doordacht en onderbouwd is. Ik wil dat we met slimme oplossingen komen zodat de gemaakte fouten zich niet herhalen.

En ik vind het belangrijk dat de structuur echt iets toevoegt. Als veel mensen meedenken, kom je soms tot compromissen waar niemand echt gelukkig mee is. Ik hoop dat we dat weten te voorkomen en dat we tot een goede crisisstructuur komen.”

Wanneer hoop je dat het af is?
“Medio volgend jaar. Maar daar wil ik wel twee kanttekeningen bij plaatsen. De crisisstructuur is pas af als de betrokken partijen vinden dat hij af is. We gaan hem pas in gebruik nemen als het ministerie van Volksgezondheid, de GGD'en en het RIVM vinden dat het een crisisstructuur is waar ze op kunnen bouwen.

Het moet voor ziekenhuizen, verpleegtehuizen en huisartsen gemakkelijker worden om een bijdrage te leveren.

En áls we de nieuwe crisisstructuur in gebruik nemen, zal nog niet alles geregeld zijn. ICT-projecten duren vaak erg lang. Dus in het begin zullen sommige elementen nog niet helemaal af zijn en wat houtje-touwtje aan elkaar zitten. Die elementen gaan we daarna nog verder doorontwikkelen.”

Tot slot, onze artikelen worden goed gelezen door crisiscoördinatoren van andere organisaties. Is er iets wat je tegen hen zou willen zeggen?
“Jazeker. Tijdens de coronacrisis wilden veel organisaties een bijdrage leveren. Laboratoria wilden helpen met testen. Ziekenhuizen, huisartsen en verpleeghuizen wilden helpen bij het vaccineren. Velen hebben fantastisch werk geleverd en dat heeft enorm geholpen.

Toch verliep de samenwerking soms stroef, bijvoorbeeld omdat de registratie ingewikkeld was. Dat soort elementen willen we in de nieuwe crisisstructuur echt anders aanpakken. We willen luisteren naar onze crisispartners zodat we horen wat zij nodig hebben om tijdens een crisis een bijdrage te kunnen leveren. We willen het zo laagdrempelig mogelijk maken om aan te haken of mee te doen.”

12 september 2022