Interview
Maaike Tindemans
Tekst:
Maaike Tindemans
Verwachte leestijd: 3 min

Marco Zannoni: ‘Bij de NCTV kan ik de publieke zaak nog beter dienen’

Marco Zannoni wordt per 1 november de nieuwe directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken & Beveiligen bij de NCTV. Een mooi moment om terug te blikken op zijn carrière tot nu toe. Wat waren de crises die hem het meest bijbleven? En wat ziet hij als de belangrijkste ontwikkelingen voor de komende jaren?

Voor Marco Zannoni begon zijn interesse in crisisbeheersing met zijn fascinatie voor nieuws en actualiteiten. “Ik heb nog even overwogen om journalistiek te gaan studeren”, vertelt hij. Maar het werd bestuurskunde aan de Universiteit van Leiden. Tijdens zijn studie kwam er een leeronderzoek naar institutionele crises. Dit triggerde hem om zich meer in crises te gaan verdiepen. “Vooral de dynamiek en de onvoorspelbaarheid spraken me aan. En ook bij crisisbeheersing ben je veel met het nieuws en de actualiteiten bezig.”

Na je studie ging je bij het COT werken. Hier heb je ruim 20 jaar gewerkt en werd je uiteindelijk directeur. Wat was in al die jaren de crisis die je het meeste is bijgebleven?
“De Amsterdamse zedenzaak in 2010. Dit was een zaak waarbij 30 tot 50 kinderen op een kinderdagverblijf slachtoffer waren geworden van seksueel misbruik. Ik was toen ook zelf vader van een jong kind. Daarom greep deze crisis me extra aan.

De Amsterdamse zedenzaak greep hem extra aan omdat hij ook zelf vader was van een jong kind

Eerder was er een andere grote zedenzaak geweest, namelijk die van Benno L. Deze zwemleraar uit Den Bosch had ontucht gepleegd met gehandicapte kinderen. We hebben de leerpunten uit die zaak gebruikt om de Amsterdamse zedenzaak beter te managen.”

Wat waren de belangrijkste elementen die goed gingen tijdens die crisis?
“We hebben gezorgd voor échte aandacht voor de slachtoffers. Voor die tijd werd er erg gedacht vanuit rollen en taken. Nu stonden de slachtoffers centraal. Ook hadden we gemeenschappelijke doelen en uitgangspunten geformuleerd. En we zijn flexibel gaan opschalen. De crisis werd geleid door burgemeester Eberhard van der Laan. Onze rol was om te helpen om alles bij elkaar te houden, overzicht te houden en vooruit te blikken.”

Kun je nog een crisis noemen die indruk op je maakte?
“De strandrellen in Hoek van Holland. Dit was een groot dance-event waar 30.000 mensen bij aanwezig waren. Veel meer dan de politie had verwacht. Er waren signalen dat er hooligans op af zouden komen, die mogelijk geweld zouden gaan gebruiken.

Dit evenement is compleet uit de hand gelopen, waarbij er veel geweld is gebruikt tegen de politie. En het bleef maar doorgaan. Er zijn zelfs schoten gelost en er is iemand overleden.”

Jullie hebben onderzoek gedaan naar deze crisis. Wat is je daar het meeste van bijgebleven?
“De heftigheid van de verhalen van de direct betrokkenen. Dat heeft diepe indruk op mij gemaakt. Ook op mij als onderzoeker. Je voelt je heel verantwoordelijk om in zo’n onderzoek recht te doen aan die ervaringen.

Er is een grens aan het aantal evenementen dat je kunt faciliteren, waarbij je voldoende scherpte houdt

Maar deze crisis heeft ook veel gebracht als het gaat om de veiligheid van evenementen en onder meer het benutten van intelligence. Ook is toen gebleken dat er grenzen zijn aan het aantal evenementen dat je kunt faciliteren, waarbij je toch voldoende scherpte en alertheid behoudt.”

Wat zijn – door de jaren heen – de belangrijkste ontwikkelingen geweest?
“De hele manier van denken is veranderd. We zijn meer gaan werken met sleutelmomenten en sleutelbesluiten. Daarbij maak je vooraf afspraken over besluiten die je tijdens een crisis kunt gaan nemen en partijen die je daarover gaat informeren. Dat heeft geleid tot andere type plannen: minder details en meer aandacht voor de inhoudelijke vraagstukken naast het proces.

Ook zijn verschillende partijen beter gaan samenwerken. Denk bijvoorbeeld aan de samenwerking tussen het rijk en de veiligheidsregio’s. En er is meer flexibiliteit gekomen. Want: waarom zou je vasthouden aan twee crisisteams, als je er eigenlijk drie nodig hebt? Of omgekeerd. Het lukt steeds beter om dat soort vaste structuren en gewoontes los te laten en te kijken wat er werkelijk nodig is op dat moment.”

En wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van dit moment?
“Veel organisaties hebben hun processen op orde. Ik zie nu dat er een herwaardering komt van de klassieke elementen van crisisbeheersing. En voorbeeld daarvan is de vraag: hebben we voldoende spullen? Want als alle verbindingen wegvallen, moet je terug kunnen vallen op je materieel. Ook bij grote vraagstukken, zoals klimaatverandering, is het belangrijk om te weten: heb je voldoende materieel om deze crisis te bezweren? En hoe snel kun je dit mobiliseren?

Bij grote vraagstukken, zoals overstromingsgevaar, is het ook de vraag: heb je voldoende materieel om de crisis te bezweren?

Ook zie ik dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van een pool van experts die tijdens een crisis real-time onderzoek kunnen doen. Parallel daaraan loopt het belang van het optimaal benutten van de beschikbare data.”

Wat zie je als belangrijke verbeterpunten voor de komende jaren?
“Er kunnen binnen organisaties – bij overheden, instellingen en bedrijven - nog verbeterslagen gemaakt worden in bedrijfscontinuïteit en bijvoorbeeld in cybersecurity. Want: kun je nog wel leveren als al je systemen, door een cyberaanval, uitvallen? Veel bestuurders hebben nog niet met een cybersecurity-bril naar de continuïteit van hun organisatie gekeken en hebben de basis nog niet op orde.

Ook zie ik dat veel organisaties bang en krampachtig met de media omgaan. Daardoor zijn ze daar veel tijd mee kwijt. Maar de media heeft ook een functie. Je bereikt daarmee de slachtoffers en je eigen medewerkers. Dus wees gewoon eerlijk en handel niet uit angst, want de media kan je ook veel brengen.”

Op 1 november start je als directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken & Beveiligen bij de NCTV. Waarom heb je deze stap gezet?
“Ik ben ooit met crisisbeheersing begonnen omdat ik graag een bijdrage wilde leveren aan het bezweren van crises. Ik heb dit meer dan 20 jaar met veel plezier gedaan en daarmee heb ik de nodige ervaring opgebouwd.

Bij de NCTV krijg ik evengoed de mogelijkheid om een bijdrage te leveren, alleen dan van binnenuit. En ik denk dat ik met al mijn ervaringen van de afgelopen jaren ook echt iets voor de NCTV kan betekenen.”

Wat ga het meeste missen?
“Mijn collega’s natuurlijk. Maar dat is een vanzelfsprekendheid.

En de media-optredens. Als directeur van het COT werd me vaak om mijn persoonlijke mening gevraagd. Ik vond het leuk om daaraan mee te werken, en ik deed dat natuurlijk ook vanuit mijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik had het gevoel dat ik sprak namens de crisismanagement community.

Als directeur van de NCTV ben ik nog steeds onderdeel van die community. Maar ik zal minder vrijheid hebben om in de media mijn persoonlijke mening te geven, omdat ik dan ook namens de NCTV spreek. Dat is natuurlijk goed en het hoort bij de functie. Maar ik denk dat ik die spontane media-optredens wel ga missen. Waar ik tegelijkertijd vooral naar uitzie is de samenwerking met de partners meer achter de schermen.”

29 september 2021