Interview

Kolonel Piet Hagenaars

Dennis van Asselt
Tekst:
Dennis van Asselt
Verwachte leestijd: 5 min

Militairen in de zorg: ‘Snipers werden swappers tijdens corona’

Militairen die patiënten in het ziekenhuis helpen; het is in Nederland geen alledaags beeld. Toch was het nodig tijdens de coronacrisis. Hoe heeft Defensie die ondersteuning georganiseerd en wat zijn de lessen? Twee crisisexperts in uniform geven antwoord. “We plannen altijd voor worst case scenario's.”

Met het vertrek van de laatste tachtig militairen uit het UMC Utrecht kwam er begin juni 2021 een einde aan de grootschalige coronahulp van Defensie aan de zorgsector. De militairen waren sinds oktober 2020 actief in het ziekenhuis, op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onder meer artsen, verpleegkundigen en ondersteunend personeel van de landmacht, luchtmacht en de marine hebben zich ingezet om de druk op de zorg tijdens de pieken van de coronacrisis te verlichten.

Luitenant-kolonel Tonnie Dulk

De operatie werd gecoördineerd door het Territoriaal Operatiecentrum (TOC). Deze unit, opgericht in 2018, hield zich in het begin met name bezig met het verslechterende veiligheidsbeeld in Europa en de ondersteuning van een grootschalige, internationale militaire oefening. Vanaf maart 2020 werd ook het TOC verrast door de pandemie en moest het snel schakelen om de inzet van Defensie in Nederland te plannen en te coördineren.

DeCrisismanager sprak met kolonel Piet Hagenaars en luitenant-kolonel Tonnie Dulk over de omvang, impact en het effect van de operatie. Hagenaars is oprichter en commandant van het TOC in Utrecht. Dulk levert als medical director de medische expertise die nodig is tijdens een crisis als deze.

Hoe zag het team van het TOC eruit voor de coronacrisis?
Kolonel Piet Hagenaars: “In totaal bestaat het TOC uit 43 mensen. Daarvan zijn er 15 die deel uitmaken van ons situatiecentrum, dat 24/7 draait met telkens twee mensen. De andere 28 zijn de vaste staf – mijzelf inbegrepen – met disciplines zoals inlichtingen, veiligheid, operaties, logistiek en verbindingen.

Het Territoriaal Operatiecentrum bestaat uit 43 mensen

Afhankelijk van het type crisis halen we experts binnen. In het geval van Covid-19 is dat een medische sectie. Als we met een overstroming te maken krijgen, halen we de Genie binnen. Het TOC is overigens één schakel in een keten, waar ook de aansturende Directie Operaties in Den Haag, de drie Regionaal Militaire Commando’s die Nederland hebben verdeeld en hun militaire liaisonofficieren in de Veiligheidsregio’s toe behoren. Samen vormen we het echte team in een crisis.”

En toen de crisis uitbrak?
Hagenaars: “Tijdens de eerste golf hadden we 150 mensen op de rol staan, mede omdat wij het situatiecentrum 24/7 wilden bezetten met een stuk of vijf tot zeven mensen vanuit alle disciplines. Het is nooit zover gekomen, maar we hadden het wel kunnen doen.”

Wat was daar de reden voor?
Hagenaars: “Het was niet duidelijk waar het heen zou gaan. We zagen onder andere in Italië dat de krijgsmacht werd ingezet om gebieden af te grendelen en om overledenen te transporteren. Als militair plan je dan voor het worst case scenario. Dus eerst volledig opschalen en als het vervolgens blijkt mee te vallen, schaal je weer af.”

Lag de focus meteen op de zorg?
Hagenaars: “Ja, want daar kwamen veel aanvragen vandaan. We hebben op verschillende disciplines hulp geboden. Het begon met het leveren van materialen, zoals beademingstoestellen en röntgenapparatuur uit onze medische depots.

Defensie stelde telkens een team samen dat specifiek voor die situatie was uitgerust

Een paar weken later was Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede de eerste die om personele ondersteuning vroeg. Denk aan Algemeen Militaire Artsen, IC-verpleegkundigen, laboranten en ondersteunend zorgpersoneel. We zijn tijdens die eerste golf op veel locaties actief geweest.”

Zoals?
“We hebben naast ziekenhuizen en verpleeghuizen ook geholpen bij testlocaties, wat best bijzonder was. Snipers werden swappers: in plaats van op grote afstand met precisie iemand uitschakelen, moesten ze nu met precisie teststaafjes in neuzen plaatsen. Tijdens die eerste golf hebben we ook geassisteerd bij Voedselbanken en hebben we ontsmettingen gedaan. Zo was er een bus met Nederlanders die uit Italië kwam en ontsmet moest worden voor de terugreis.”

Hoe werd de steun georganiseerd?
Luitenant-kolonel Tonnie Dulk: “Zorginstellingen maakten hun behoeften kenbaar bij de veiligheidsregio. Op het Ministerie van Defensie werd uiteindelijk het besluit genomen. We stuurden dan altijd eerst een fact finding mission om de behoefte in detail met de instelling te bespreken. Op die manier konden we een team samenstellen dat specifiek voor die situatie was uitgerust."

Minister Hugo de Jonge bij de kick-off van de XL-teststraten in het najaar van 2020

Hagenaars: “We hebben steeds detachementen gestuurd van ongeveer tien tot vijftien mensen, en steeds voor een periode van ongeveer drie weken. Na twee weken werd er geëvalueerd om te kijken of er verlenging nodig was of dat we terug konden schalen. Dat hebben we in de eerste golf in het hele land gedaan.”

Hoe verliep de samenwerking met civiele zorgverleners?
Dulk: “Daar hebben we alleen maar positieve berichten over ontvangen. Militairen zijn gewend om snel besluiten te nemen. We merken in dergelijke crisissituaties dat onze civiele collega's dat zeer waarderen. Het zijn momenten van doorpakken waarbij de zorg niet op de tweede plaats komt, maar we wel naar het grotere belang kijken.”

Wat is dat grotere belang?
Dulk: “De spreiding van patiënten door het land zodat er op bepaalde plekken ruimte ontstaat die op dat moment hard nodig is. Het is bijna nooit in het belang van patiënten om ze te verplaatsen naar een ander ziekenhuis, maar in dit geval hebben we het wel gedaan.”

Wie neemt die beslissing?
Dulk: “In principe de hoofdbehandelaar op de IC. Ze hebben daar begin vorig jaar een draaiboek voor ontwikkeld. Daarin staat het code zwart-scenario, een zeer ernstige verstoring van de gezondheidszorg waardoor er geen ruimte is om iedereen dezelfde zorg te verlenen. Dat scenario willen we te allen tijde voorkomen."

Waarom droeg defensiepersoneel militaire uniformen en wat was het effect daarvan?
Hagenaars: “Militairen zijn in hun werk altijd geüniformeerd, dat is een basisprincipe. Je moet herkenbaar zijn als militair. Er zijn uitzonderingen, maar over het algemeen treed je op in het uniform.”

Militairen zijn in hun werk altijd geüniformeerd. Ze merken dat dat vertrouwen uitstraalt

Dulk: “Het bijzondere is dat het uniform voor patiënten vertrouwen uitstraalt. Dat geldt ook voor medewerkers, die ons zien als betrouwbare partner. Het komt niet vaak voor, maar wanneer je merkt dat je als militair niet gewaardeerd wordt om wat voor reden dan ook, dan doe je een stapje terug en laat je de civiele zorgverleners hun werk doen. We dringen onszelf niet op.”

De ondersteuning aan de zorg zag er in de tweede golf anders uit. Waarom was dat?
Hagenaars: “In overleg met VWS is er vanaf de tweede golf een overflow-locatie gecreëerd in het UMC Utrecht voor ziekenhuizen elders in het land. In het UMC Utrecht hebben wij ook ons Centraal Militair Hospitaal. Tot begin juni hebben we daar voortdurend personeel actief gehad, tot 160 mensen tegelijkertijd. Voor onze geneeskundige eenheden is dat een zware inzet geweest.”

Wat dat een goede beslissing?
“Op zich heeft dat goed gefunctioneerd. In de eerste golf stuurden we voortdurend detachementen naar verschillende locaties. Wat dat betreft was het UMC een meer statische en stabiele situatie.”

Wat was het belangrijkste advies van Defensie aan de zorg?
Hagenaars: “Dat ging met name over de opzet van bepaalde structuren. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS, red.) van Ernst Kuipers in Rotterdam is opgezet met hulp van een aantal Defensiecollega's die in Afghanistan ervaring hebben opgedaan.

Defensie heeft geadviseerd bij het opzetten van de juiste structuur

Daar hadden we namelijk hetzelfde probleem: gewonden die niet allemaal op één locatie behandeld konden worden. Daar hebben wij doctrines voor die ze in het LCPS hebben uitgerold. Het was mooi om te zien dat die werden omarmd. Ik heb geleerd dat onze besluitvorming, planning en methodes ook in een civiele context te gebruiken zijn."

Hoe typeren jullie deze crisis?
Hagenaars: “Covid-19 is anders dan een ramp of een zwaar ongeval. Dat zijn meer lokale en tijdsgebonden situaties. Er kunnen nog steeds verschrikkelijke dingen gebeuren, maar het is toch afgebakend. Nu heb je gewoon een langdurige, complexe crisis die in alle delen van de maatschappij ontwrichtend werkt. Dat is een groot verschil.”

Wat betekent dat voor de aanpak?
“Om het vol te houden, moet je je organisatie erop inrichten dat een crisis inderdaad langere tijd kan duren. In de eerste golf werd het zo intens, dat ik een aflosser kreeg. Je moet slaapmanagement toepassen, want op een gegeven moment houdt het gewoon op. Dat betekent ook dat je in shifts gaat werken. Mensen kunnen niet zeven dagen in de week van 07.00 tot 23.00 uur op de been zijn.”

Klopt het dat jullie tegen capaciteitsproblemen aanliepen?
Hagenaars: “In de piek hebben we zo'n 350 verpleegkundigen, artsen en ondersteunende militairen ingezet. In eerste instantie was het geen probleem. Militairen waren immers naar huis gestuurd en wilden graag helpen.

Tijdens de piek heeft Defensie 350 verpleegkundigen, artsen en ondersteunende militairen ingezet.

Maar we hebben ons gerealiseerd dat we niet anderhalf jaar opleidingen en trainingen kunnen stilleggen. Er zijn ook missies in het buitenland waar geneeskundig personeel bij moet zijn. We kwamen dus in een spagaat tussen de civiele vraag en ons eigen belang als krijgsmacht. Daar was begrip voor bij VWS en de veiligheidsregio’s. Niettemin, in december 2020 was er een uitbraak in de verpleeghuizen en hebben we toch weer een behoorlijke inzet gedaan. Dat zijn steeds de afwegingen die we maken. Maar er is geen onuitputtelijke bron van steun naar Covid-19. Dat gaat gewoon niet.”

Wat doet de krijgsmacht nu nog?
“Sinds eind mei assisteren we de GGD in Gelderland nog wel met vaccinaties en zijn we in Suriname actief, waar we eenheden voor zuurstofproductie hebben geleverd.”

Hoe was deze periode voor jullie persoonlijk?
Hagenaars: “Het gevoel dat ik kan bijdragen aan de oplossing voor een nationale crisis vind ik heel waardevol. Op 29 september 2021 verlaat ik de dienst. Ik heb het TOC opgericht en ben er de laatste drie jaar mee bezig geweest. Het was zeer intensief. Op een gegeven moment is het uitgekristalliseerd en zie je het resultaat: een organisatie die werkt. Dat vind ik mooi om mee te maken.”

Het motto van de geneeskundige dienst is: al helpende dien ik de overwinning. En zo heeft Dulk dat ook ervaren,

Dulk: "Voor mij persoonlijk heb ik deze drukke en soms hectische periode in het TOC als waardevol ervaren, omdat ik een steentje heb kunnen bijdragen met mijn ervaringen en kennis van de militaire gezondheidszorg. Bij de geneeskundige dienst zeggen we: Eripiendo Victoriae Prosum, al helpende dien ik de overwinning. Zo voelt dat voor mij in dit geval echt.”

Een aantal methodes die Defensie gebruikt, zijn mogelijk ook inzetbaar bij civiele organisaties. Lees ook deel 2 waarin Hagenaars drie voorbeelden van militaire doctrines geeft die voor iedere crisismanager waardevol zijn.

05 juli 2021